Deze 'Billetten' zijn niet dezelfde als de in de adhesieverklaring genoem de boedelrekeningen 'by Resolutie van 11 Aug. 17 89 bepaald'. Een reso lutie wijst in deze op een gerechterlijke uitspraak (buiten de normale rechtsbedeling om) en zou zeker tijdens het eerste getuigenverhoor al ter sprake zijn gekomen. Waarschijnlijk hadden deze rekeningen te maken met Van den Broeke's verzoek om schadevergoeding voor het geleden verlies van zijn inboedel op 24 februari 1788 en had hij daarbij meer goederen opgegeven dan hij in werkelijkheid was kwijtgeraakt. In ieder geval had de baljuw nu wel voldoende bewijzen in handen om Van den Broeke te arresteren. Men kan zich wel voorstellen dat Leendert van Lillo en de andere ondertekenaars van de sympathieverklaring spijt zullen hebben gehad. Het was echter niet meer mogelijk om hem verant woording te laten afleggen van zijn (mogelijk) gepleegde verduisteringen, want de vogel was gevlogen. Zijn vlucht werd door de stadsregering hoog opgenomen, want ze hebben nadien nog alle moeite gedaan om hem te pakken te krijgen. Waren de gepleegde verduisteringen dan werkelijk zo omvangrijk of speelden politieke factoren: zijn patriottisme, en persoon lijke ontgoocheling door in hun goede trouw teleurstellende vrienden, eveneens een grote rol? Toch komt pas een maand later de advertentie in de Haarlemmer, waarin opgeroepen werd om Van den Broeke aan te houden en tegen een fikse beloning aan de justitie over te geven. Het plaatsen van een tegenadver- tentie door Van den Broeke op 2 mei 1790 is, zoals we al weten, niet ge lukt. In een brief welke uitging van de redaktie en gedateerd was 15 mei 1790, lezen we het volgende: (49) „Hoe zeer het my smertelyk valt iemand welke vermeent ten onrechte vervolgd te worden te moeten zeggen, dat ik hem niet behulpzaam kan zyn om zyne onschuld aan de waereld te betuigen, ben ik verplicht Ued. te melden dat ik niet raadzaam vinde de Advertentie van den Heer A. van den Broeke in de Haarlemsche Courant te plaatsen. Verscheiden uitdrukkingen van hetzelve, schoon die aan Ued. misschien mogten voor komen als geheel onschuldig zijn van dien aart dat zy niet zouden missen, hier groot opzien te veroorzaaken, en my aan onaangenaamheden bloot stellen. Ik wil wel gelooven dat alles in hetzelve vervat allen grond van zekerheid kan hebben, maar de ondervinding heeft my geleerd dit niet genoegzaam te zyn in de tegenwoordige omstandigheden. De advertentie in de Haarlemmer werd tot tweemaal toe herhaald en toen dat geen succes opleverde, schreef het stadsbestuur van Zierikzee een officiële brief aan hun collega's in Grevelingen, met het verzoek om uitlevering van Aart van den Broeke, hetgeen evenmin iets heeft opge bracht. Men kan zich afvragen waarom het Zierikzeese stadsbestuur drie keer een advertentie in de Haarlemmer heeft laten plaatsen, ter wijl zij toch konden weten dat een patriot als Van den Broeke in de eer ste plaats naar Frankrijk zou zijn gevlucht, zodra het hem op de oranje kleurige vaderlandse bodem te heet onder de voeten werd. Is Van den Broeke eerst in de 'School der Revolutie' (44) de vurige en overtuigde patriot geworden, zoals wij hem kennen uit zijn pamflet? Was hij anders al niet eerder naar het 'vrye Vrankryk' gevlucht, zoals de meeste rechtgeaarde patriotten hadden gedaan? Was het daarom ook dat hij zijn Verdediging twee jaar na zijn aankomst in Frankrijk heeft ge schreven, nadat hij zich stevig in het patriotse zadel had gezet en nadat de hoop op terugkeer naar het eigen land door de successen van de Fran se politiek was vergroot? Was hij dan inderdaad de boef die aan de te- 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 122