werd voorkomen dat steeds grote hoeveelheden nieuw noodgeld moes ten worden vervaardigd 39). Reeds spoedig werden er vervalste noodmunten ontdekt. Op 23 novem ber kondigde het stadsbestuur af dat alle noodmunten ingeleverd moes ten worden, opdat deze opnieuw gestempeld konden worden: "Voorts werdt bij desen eenen iegelijcken gewaerschouwet voor hen te zyene ende wachten egeene derselver valssche munte t'ontfanghen an ders dan tot zijnen perykel ende schade, zonder dat de stadt eenighe derzelver valsche penninghen zal schuldich zijn te lossen. Tot welcken fijne zij gecommitteert Hobick Cornsz. Huybert, schepene deser stede, Jacob Claesz. ende Pieter Harmansz. goutsmeden, aan de welcken men hem in cas van dubie 40) zal moghen addresscheren omme zon der iemandts cost gevisiteert te werden oft zij goet zijn ofte nyet" 41). Degene die een valsemunter wist aan te brengen ontving een beloning van maar liefst 50 Carolusguldens 42). Een moeilijk punt, zowel voor de belegeraars, als de belegerden, was de voedselvoorziening. Zolang de haven openbleef konden levensmidde len naar Zierikzee worden aangevoerd. Door beide partijen werden dorpen en boerderijen bij herhaling leeggeroofd. Zo werd bijvoorbeeld op 14 december 1575 Serooskerke door de troepen van de Prins geplun derd en in brand gestoken. De Spaanse troepen bleven niet achter en deden hetzelfde met Kerkwerve 43). Mondragon stond voor een zware taak. Hij kon de stad moeilijk naderen, vanwege het water. Daarbij kostte een langdurige belegering uiteraard veel geld. Hij dacht er over bij vriezend weer de stad over het ijs te bestormen, maar deze gelegenheid deed zich niet voor. Hij suggereerde de omgeving van Zierikzee droog te leggen, maar ook dit idee bleek niet realiseerbaar. Een belemmerende factor was het voortdurend geld gebrek 44). Ook de belegerden hadden hun problemen. De Staten van Zeeland en van Holland stelden onder leiding van de Prins pogingen in het werk gelden bijeen te brengen. Een grootscheepse poging tot ontzet van de stad bleek echter voorlopig niet te realiseren. Mondragon zag voorlopig slechts één mogelijkheid. De stad moest ge heel van de buitenwereld worden afgesloten. Door middel van palen en kettingen maakte hij Zierikzee onbereikbaar voor de vloot van de Prins. De Prinsgezinden trachtten deze moeilijkheid te omzeilen door middel van een zogenaamde binnenlandse vloot. Dit waren platboomde vaar tuigen, die gemakkelijk over de dijken konden getrokken worden. Uit eindelijk bleek ook dit onvoldoende 45). Mondragon wilde de stad uithongeren en liet zich niet verlokken tot de aanval. Het bleef voorlopig bij kleine schermutselingen. De Zierikzee- se chirurgijn vermeldde in zijn rekening op 9 januari 157 6: "Noch een soudaet onder cappeteyn Jasper. Dees is ghenaempt Heyn- drick Dierrickszoon van Coomen uut Vlaenderen. Dees was die fosile van zijn diebeen an morselen ghescooten met een groot mosketloot. Dit is het moylijckste werck dat men onder handen soude mogen crij- gen, want er alsoe een ghescooten was in 't jaer 1574 die den stadt wel twehondert daelders costen ende noch meer, behalven het meesterloon ende hij is daer noch of ghesturven, mar desen Heyndrick voorseit is wel ghenesen. God sij lof" 46). 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 24