eken ende creech een loot in zijn rechtermammeken 52) ende het loot
lach in zijn slynckersijde aen zijn ruggen. Dese jongen starf den
XlIIIen maye".
Een ander geval:
"Op ten Ilen junius worden een oude vrouwe van vijftich jaeren ghescoo-
ten, ghenaempt Loon Huigendochter op den dijck nae die Suyt-Selleken
toe te gaen met een mosketloot van die Meeldijck voor ter sijde in 't
dun van der buyck in ende after bij 't ruggebeen weer uut ende in die
afterste wonde stack een ghequetsten darm in, ghenaempt monokolum
53). Deze vrouwe was al ghenesen, dat den eenen wonde, maer een
mouwespelthooft groot was. Deese vrouwe wart sieck den XIII septem
ber, soedat die wonden seer bijster weeder openbraken ende zij starf
den Xllen October" 54).
De ontreddering op het platteland was groot. Het water en de herhaalde
plunderingen hadden de bevolking genoodzaakt weg te trekken.
De rentmeester, Jan Hugesse Mol, schreef op 14 mei 1576 aan Paulus
van Hertsbeke, ambachtsheer van Bruinisse:
"Voorts en meer es de noodsake mijns scrijvens an UI. hoe dat ick met
den dijkgraav ende gesworens van Oost-Duvelant op de VUIe meye
lestleden hebben gevisiteert den zeedijck van Oost-Duivelandt voorscre-
ven, in denwelcken dijck zoe grooten schade ingekomen es, dat men
denselven dijck in sijne oude groote niet brengen en sal om de somme
van vijf oft zeshondert ponden groten vlaams, dewelcke niet te gekrij-
ghen is uut de gemeente die nu seer verbijstert en verermt sij ende
ooc overal verstroyt soo eensdeels in Vlaenderen, Brabandt ende Zuyt-
Bevelandt, Steenbergen, Bergen op Zoom ende elders, ende ooc eens
deels gestorven zijn, zoodat men binnen de heerlijckheyt van Oost-
Duvelandt woonachtige personen ende inboorlyngen niet vinden zal over
de XII oft XVI personen dewelcke elcx voor sijn contingent haere dijck
maken zouden" 55).
In de stad werd de situatie als gevolg van toenemende voedseltekorten
steeds nijpender. De enige oplossing zou ontzet zijn. Honderdvijftig
schepen met twintig vendels militairen koersten naar Zierikzee, onder
leiding van admiraal Louis de Boisot, een schoonzoon van jhr. Arend
van Dorp. Wat Boisot bij Leiden wel lukte, mislukte echter bij Zierik
zee.
In de nacht van 27 op 28 mei zou de aanval beginnen. Door verraad wa
ren de Spanjaarden gewaarschuwd. Een postduif, bij zich hebbende een
bericht voor de belegerden met het juiste tijdstip van de aanval, werd
neergeschoten. Vanuit de stad bleef daarom hulp achterwege 56).
Thans nogmaals de kroniekschrijver:
"Den 27sten, kwam daar nog meer scheepen toe, zulks dat ze in als
ontrent anderhalff hondert sterk waren, ende den admiraal is 's avonds
ten drie uuren uyt de vlote gevaren, ende heeft drie schoten geschoten,
't welk het teyken was dat zij de battailie soude beginnen, op dat se 't
in de stad zoude weten, ende die van der stadt ook wel verstonden.
Dit gedaan zijnde, hebben alle de scheepen haar zeyl opgetogen, ende
zijn al naar den dijk daar den vijand lag gevaren, den admiraal vooren,
daarna de twee hulken, namentlijk 't schip van Job Janse, in den Roo-
den Leeuw, welke twee gingen liggen heel vast bij den dijck, elk wel op
hebbende bet als vierhondert mannen, en den admiraals schip in het
28