Wat de van IJsselsteyn's betreft: hun verbondenheid met Zierikzee is on langs nog gebleken uit het fraaie legaat van Mejuffrouw dr. Gerardina Tjebberta van IJsselsteyn aan de stad. 2) Het is trouwens een opmerke lijk verschijnsel, dat leden van oorspronkelijk Zierikzeese families, al hebben zij hun vaderstad reeds lang verlaten, daarmee een sterke ver bondenheid blijven voelen. En dat dikwijls laten blijken ook! Het is genoegzaam bekend, dat Boeye een zeer oude Zierikzeese familie is. Al in de vijftiende eeuw was er een burgemeester Boeye. Vien's grootvader, Samuel Boeye, was patriots gezind. Hij ondervond de gevolgen daarvan in 1787, toen zijn Zierikzeese huis, evenals dat van andere patriotten, werd toegetakeld. Het was het jaar van Prinses Wil- helmina's befaamde aanhouding bij Goejanverwellesluis. Zij riep daarop niet de hulp in van haar niet al te krachtige echtgenoot, Willem V, maar die van haar broer, de koning van Pruisen. Deze zond troepen, die de patriotten mores kwamen leren. De oranjepartij schiep nieuwe moed. Als Zierikzees afgevaardigde ter Staten van Zeeland werd Samuel in diezelfde periode te Veere gemolesteerd. Zijn zoon, Jhr.Mr. Johan Schuurbeque Boeye, 1781 - 1847, was de enige overgebleven mannelijke vertegenwoordiger van deze in 1842 in de adel stand verheven tak van de familie. Daar leek verandering in te komen, want hij kreeg tien kinderen, waarvan zeven zonen. Van zijn drie doch ters kennen we inmiddels Vien (mevrouw van der Lek de Clercq) en Elisabeth (mevrouw van Adrichem). Hoewel van Johan niet minder dan 32 mannelijke Schuurbeque Boeyes af stammen, is het voortbestaan van de familie thans even onzeker als aan het begin van de vorige eeuw. Opnieuw is er nog maar êên stamhouder. 3) Vele Zierikzeeënaars herinneren zich Jhr.Mr. J. ("Koos") Schuurbeque Boeye, die van 1934 tot 1955 burgemeester van Zierikzee was, waarmee hij een bestuurlijke familietraditie voortzette. Hij had twee dochters. Tenslotte Cornelis van der Lek de Clercq. Geboren was hij in Stavenisse, waar zijn familie gedurende enkele generaties de lakens had uitgedeeld. Zijn moeder was een Schouwse, dochter van Cornelis Hocke, schout van Dreischor, een roemruchte oranjeklant. 4) Op de als illustratie bijgevoegde reproductie van een geschilderde familie groep zien wij de kleine Kees in het huis te Stavenisse met zijn vader Johannes (1769 - 1828), gereed voor de jacht. Zijn moeder is gezeten achter het koffieblad. In de kamerdeur staat de knecht, klaar om mee op jacht te gaan. Kees kan toen ten hoogste drie en een half jaar oud zijn geweest: zijn moeder stierf eind 1814. Diverse voorwerpen, te zien op het schilderij, bevinden zich thans op het slot Haamstede. 5) Johannes volgde zijn vader op als ambachtsheer van Stavenisse, alsook in de plaat selijke bestuursfuncties. Klaarblijkelijk was hij een man, die zich ge makkelijk heeft weten aan te passen aan de wisselende politieke situaties tussen 1795 en 1813. Hij was de laatste schout, vervolgens de enige maire en tenslotte de eerste burgemeester van Stavenisse. De politieke tegen stellingen zullen daar echter wel minder merkbaar zijn geweest dan in de steden. De naam Cornelis komt in de familie De Clercq verder niet voor. Kees zal dus zijn genoemd of naar zijn grootvader Hocke, of naar zijn over grootvader Cornelis van der Lek (1720 - 1802). De laatste was een voor aanstaand man in Stavenisse. Behalve een geschilderd portret zijn van hem diverse eigendommen op het slot Haamstede terecht gekomen, af- 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 45