's Middags gearriveerd in Nieder Achern, na een zeer warme en stof fige rit. Het diner was zeer gevarieerd, maar beviel niet. 's Avonds aangekomen in Gingenbach. Het was zo'n heerlijke avond en de maan scheen zo mooi, dat men pas vrij laat terug was in het hotel. 4 juli. Om zes uur vertrokken. Het werd een prachtige tocht door het Schwarzwald: hout en „koorn" ingesloten door vrolijke bergen, geruis en aanblik van cascades. Diverse fruitbomen, ook van wilde krieken, waarvan kir schwas ser wordt gemaakt. Gedineerd in Post te Homberg: zeer goed, goedkoop en uitstekende be diening. Daarna was een voorspan nodig om „een ontzaggelijke grote berg over te trekken". Halverwege is een soort van herberg: een klein en laag ver trek, zonder schoorsteen en daardoor vol rook. De huisgenoten waren nogal lelijk en zwart, maar zéér gastvrij. Zij schenen zich de gelukkigste bewoners van de wereld te voelen. Zij leven blijkbaar van het maken van boter en kaas, en van wat landbouw. En verder wordt hier natuur lijk hout verhandeld; wij ontmoetten wagens met twintig en meer paarden er voor. Gearriveerd in het oude, arme en ellendige stadje Villingen. Het logement valt mee. 5 juli. Op deze dag zou Zwitserland worden bereikt. Gearriveerd te Do- naueschingen werd de oorsprong van de Donau bezocht; zij borrelt op in een gemetselde kom voor het paleis van de vorst van Fürstenberg. In het logement kochten wij enige klokjes, die in het Schwarzwald ge maakt worden en geheel uit hout vervaardigd zijn, ,,curieus om derzel- ver klein formaat". Bij het gehuchtje Kronberg moesten wij ,,ten respecte en ter tegemoet koming der door de brandende hitte buitengewone fatigues onzer paarden langer stilhouden dan aangenaam was; de eentonige ligging van het loge ment, waarvan al de kamers van een onaangename lucht doordrongen waren, benam ons allen lust en zelfs de mogelijkheid om iets te nuttigen veelmeer ons diner te nemen, hetgeen dan tot des avonds uitgesteld werd. Veel natuurschoon is er ook niet. Van verre is de eerste sneeuw te zien. „De beklimming die wij nu dadelijk van hier over de hoogste passages der Bergstrasze te doen hadden, ging voor onze paarden en voorwerk (zoals men het voorspan noemde) met veel moeite gepaard, ofschoon de weg, zoals in gansch Duitschland van kleine steentjes die aan stukken en fijn gemaakt eene chaussee even effen als een marmeren vloer formeren, niets te wenschen overliet, was daarentegen zoo steil, de rijtuigen zeer langzaam en slechts bij tusschenpozing voortgingen: deze omstandigheid, zoowel als de begeerte en hoop den top des bergs bereikt hebbende, de glaciers in Zwitserland (bij den helderen gezigteinderte zullen kunnen zien, deed mij het rijtuig verlaten en niettegenstaande de drukkende hitte, te voet den berg te beklimmen. Een kinderlijk verlangen deed, na van verre de sneeuw en ijsbergen gezien te hebben, zoodanig naar derzelver meerdere nabijheid haken, wij dadelijk in de rijtuigen stapten, en zonder den minsten acht te slaan op het waarlijk schoone hetgeen wij passeerden, reden wij eene vallei gevoelloos door, en door het onophoudelijk gedurende twee uren dalen, konden wij opmaken van welke hoogte wij afgekomen waren. Eene algemeene vreugde en gelukwensching ontstond er bij het ontwaren der grensscheiding van het Badische, terwijl wij de daarop kort volgen de paal van het kanton Schaffhausen met de woorden van Kleijn passeer den: 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 54