Jagt, hoofdonderwijzer te Burg (sic!)" en opgetekend door de bekende
Friese en groot-Nederlandse dialectonderzoeker Johan Winkler in juli
1870 (7). In bovengenoemde gelijkenis blijkt de informant volkomen zeker
te zijn van de uitspraak n ae voor "naar", want het komt voor in de ver
zen 13, 18, en 20 (2x), terwijl de vorm met r nergens opgetekend is.
Bij "maar" schijnt de Burgse voorkeur in 187 0 nog uit te gaan naar de
vorm met r Alle vier de keren dat het in de gelijkenis gebruikt wordt
(vs. 22, 28, 29 en 30), zijn het namelijk r -vormen, waarvan slechts
een gebruikt is voor een klinker (vs. 28: "Mar i wier boos"). Dit laatste
zou met "daer eit i z'n goed deur ebrocht" (vs. 13), "wier d a e r 'n
gröëten ongersnöëd" (vs. 14) en vs. 30: "noe ei je voor 'um 't 'maste
kolf eslacht" kunnen wijzen op een tendens in de 20ste - eeuwse richting:
r wordt in ieder geval uitgesproken voor een volgende klinker (zie bij
noot 5), maar daartegen pleit weer dat tot tweemaal toe in de woordgroep
"nie meer waeaerd" (vs. 19 en 21) de r weer voor een medeklinker
gebruikt is. Zelfs wanneer we hierin verdisconteren dat door de aanwij
zing boven het stuk "(In nederlandsche spelling. hier en daar weieens
rekening gehouden zal moeten worden met een niet oorspronkelijk Schouw-
se r kan toch ook uit deze "Gelijkenis van den Verlorenen Zoon" de
conclusie getrokken worden, dat de verwaarlozing, anders gezegd het
verlies van de r aan het eind van de bovengenoemde woorden ook voor
Burg(h) in de jaren 1870-1880 nog niet algemeen was.
Twee sterke getuigenissen voor de hierboven geschetste uitspraakont
wikkeling vinden we nog in het materiaal voor Schouwen van de dialect
enquête van het Aardrijkskundig Genootschap uit het jaar 1879 (8). De
gevraagde uitdrukking "voor de deur" wordt in Schouws dialect weerge
geven met "v 6 o de deure". Daarachter staat de opmerking: ("de r wordt
even gehoord"). Dit wijst stellig op een reeds ingetreden verzwakking
van de uitspraak aan het eind van het woord voor een volgende medeklin
ker. Dat die echter in het bijzonder aan het eind van de zin nog nauwe
lijks merkbaar was, blijkt uit het antwoord op de vraag: "een nieuw rij
tuig met een oud paard er voor". Achter het Schouwse antwoord: "'n
nieuw rytuug mit 'n oud paerd er voor" staat namelijk zeer gedecideerd
r goed uitgesproken") (9).
Uit het bovenstaande mag met grote zekerheid geconcludeerd worden dat
de vele r 1 s die Van der Weele aan het eind van woorden als daar,
maar, naar en dergelijke schreef, lang niet alle als aanpassing aan
de algemeen Nederlandse spelling behoeven te worden uitgelegd. Inte
gendeel, door de vergelijking met dialectpublikaties kort voor zijn eigen
tijd wordt het duidelijk dat het predikaat "rechtgeaarde Zeeuw" hem in
zaken van taalgebruik zonder voorbehoud toekomt. Ongeweten heeft Jo
han Winkler hem die erenaam ook reeds toegekend door erop te wijzen
dat in Brouwershaven (omstreeks 1870!) "het zeeuwsch nog steeds bij
alle inwoners in gebruik" is en verder te vermelden dat men te Brouwers
haven "meer algemeen goed zeeuwsch" spreekt. (10) We laten hierbij in
het midden of Winkler de zuiverheid van het Zeeuwse taalgebruik in
Brouwershaven in verband gebracht heeft met de ligging van deze smal-
stad in het oorspronkelijk An t i q u a Zelandia ("Oud Zeeland") (11
genoemde gebied. Een feit is dat Van der Weele (ik maakte daar in mijn
inleiding reeds melding van!) vele oude Zeeuwse, en in het bijzonder op
Schouwen-Duiveland bekende woorden in zijn gedicht gebruikt en daar
mee de oorspronkelijkheid van zijn "moedertaelezonder meer beves
tigt. Wij geven hiervan de volgende voorbeelden:
68