1.r. 18, 21 en 22 het gebruik van het hulpwerkwoord d o e n Van der
Weele gebruikt het zoals in de meeste Zeeuwse dialecten (12) om een
handeling een krachtige bevestiging of nadruk te geven, in dit geval wat
resp. de schipper en de knecht tijdens de vaart aan het "doen" zijn.
Evenals in het Engels treffen we dit hulpwerkwoord ook in de vragende
vorm aan (13), voor wat Kruiningen betreft zelfs in de zeer verkorte
vorm "Doe je?" (14), hetgeen het waarschijnlijk maakt dat we hier te
doen hebben met een van die "Noordzeekusteigenaardigheden" ofwel ing-
waeonismen die duiden op een vrij hechte verwantschap tussen Neder
lands en Engels in vroeger tijden.
2. in r. 24 de in Schouws dialect zeer vertrouwde uitroep "En noe"!
In keurig Nederlands zou het omschreven moeten worden met "welnu"
(15), maar in het dialect van Schouwen-Duiveland heeft het meer de waar
de van een gevoelsexclamatie met de ondertoon van spot of wrevel over
het niet begrijpen van een situatie. Het moet namelijk in het verband van
de hierbedoelde passage volgens Van der Weele zonder meer duidelijk
zijn, dat je je aan boord van het schip stierlijk gaat vervelen, als je ai_
leen maar "n a e r 'n a e r e (r. 23), hier waarschijnlijk een passerend
of in de nabijheid vissend schip kijkt, resp. kookt of bakt en de manier
om die verveling te doorbreken is een levensgrote "komme koffie"
te gaan drinken. Met de humoristische kracht van de overdrijving schil
dert hij deze "zoa groot as St. Antonies vaete" (r. 26) en ge
bruikt hiermee wederom een oud Schouws en ook verder in Zeeland ver
breid woord (16). Vaete betekent namelijk "drinkput voor het
vee" (uit dit laatste zou zelfs een beetje wrange humor kunnen blijken)
en leeft op dit eiland nog voort in de familienamen Bij de Vaate (regio
nale uitspraak Biedevaete (17en Van de (rVaate. Het koffieritueel
wordt ingeleid met de uitdrukking: "dan gae je un puntje doe",
(r. 24), mij niet bekend en ook niet vermeld in het woordenboek van mej.
Ghijsen. De betekenis is echter wel duidelijk: je zet even een punt ach
ter de werkzaamheden, je onderbreekt ze voor een ogenblik.
3. regel 27 vertoont de bijna klassieke Zeeuwse assimilatie (samenvloei
ing, onderlinge aanpassing van klanken in het zinsverband) "En bin j a
klaer":als je al klaar bent. Het is mij opgevallen dat niet-Zeeu-
wen altijd de grootste moeite hebben met het zinnetje: B i j j e r a Ben
je er al? Juist door een dergelijke assimilatie blijkt Van der Weele het
Schouwse dialect te hebben geschreven zoals hij het sprak. Bovendien
is de gezagsverhouding aan boord in de volgende regels zeer kernachtig
beschreven: ieder die zijn koffie op heeft, moet keurig netjes wachten
tot de schipper het seintje geeft het net te gaan lichten. Tenslotte zijn
er meerderen en minderen in rang.
4. een bijzonder aardige klankvariatie vinden we in r. 31: "ripje
r epj e man", waarmee kort en bondig wordt gezegd dat bij het ophalen
van het net alle haast en kracht geboden is. Rippe(n) geeft mej. Ghijsen
(18) voor Burg(h) en Ellemeet als wederkerend werkwoord in de beteke
nis "zich reppen, haasten". Ook Overflakkee vermeldt zij als vindplaats,
echter zonder nadere aanduiding. Landheer geeft het in zijn vocabulari
um (19) met een wederkerend voorbeeld, maar uit diens geboorteplaats
(Ooltgensplaat) ken ik het ook in niet-wederkerend gebruik: "Noe most
ik noch rippe om de bus te haele".
Hoewel ik het woord "rippe" en de hierboven behandelde klankvariatie
niet in mijn woordenmateriaal van Schouwen-Duiveland heb gevonden,
69