PIETER MOGGE, EEN MERKWAARDIGE BURGEMEESTER
VAN ZIERIKZEE
DOOR DR. J. J. WESTENDORP BOERMA
In de mooie raadszaal van het Zierikzeesche stadhuis hangt aan de wand
naast de portretten van de Koninklijke familie een klein schilderij,
waarop een deftig rood gezicht met witbepoederde pruik te zien is (l).
Deze man, de eenige van de Zierikzeesche hoogwaardigheidsbekleeders
uit alle eeuwen, aan wien die eervolle plaats te beurt viel, is Mr. Pie-
ter Mogge, geboren te Zierikzee in 1698 en overleden te s-Gravenhage
in 1756.
Mogge is driemaal burgemeester van Zierikzee geweest (men was dat
destijds telkens gedurende één jaar) en heeft die betrekking plichtsge
trouw waargenomen. Ook was hij van 1741 tot aan zijn dood afgevaardigde
van Zeeland in de Staten-Generaal. Een verdienstelijk man dus, die niet
alleen in zijn vaderstad, maar ook in zijn provincie tot de uitblinkers
behoorde. Toch zouden deze prestaties zijn beeltenis nooit aan de wand
van de raadszaal gebracht hebben. Deze onderscheiding dankt hij uit
sluitend aan zijn merkwaardig testament.
Pieter was de eenige zoon van een voornaam regentenechtpaar: Mr.
Hubertus Mogge en Martina Ockersse. De vader was heer van Renesse
en had ook het burgemeesterambt in Zierikzee bekleed. Hij overleed
spoedig en Pieter moest dus al vroeg op eigen beenen staan. Hoe deze
zijn jeugd doorbracht in het ouderlijk huis in de Meelstraat, hoe soms
uitstapjes gemaakt werden naar het Repard of naar Haamstede, is fijn
tjes beschreven in de novelle "Een eenzame" in de bundel ,,Onder de
Republiek" van mej. L. E(ngelbertsDaar lezen we ook, hoe Pieter
de Latijnsche school in de Manhuis straat bezocht, vervolgens te Leiden
en Utrecht in de rechten studeerde en daarna de bovengenoemde ambten
bekleedde. Van zijn vader erfde hij Renesse en van zijn kinderloozen
oom Ockersse Dreischor. Daardoor kwam ook het middeleeuwsche kas
teel Windenburg in zijn bezit, waar vroeger de grafelijke tolgaarder
had gezeteld om tol te heffen van de schepen, die door de Gouwe voeren.
Mogge was als heer van Renesse en Dreischor en als eigenaar van nog
vele andere goederen een schatrijk man geworden, zelfs millionnair,
welke menschensoort toentertijd nog uiterst zeldzaam was. Hij bleef
echter ongehuwd, zoodat met hem een tak van de familie Mogge zou
uitsterven.
In 1747 beleefde deze voorname vrijgezel een zonderling avontuur. De
Republiek was in oorlog geraakt met Frankrijk (Oostenrijksche succes
sie-oorlog) en de Franschen waren door België in Staats-Vlaanderen
doorgedrongen. Dit veroorzaakte ontsteltenis op Walcheren en als altijd
in oogenblikken van groote nood verwachtte het volk uitkomst van Oranje.
Sinds de dood van Willem III in 1702 hadden Holland en Zeeland geen
stadhouder meer gehad. In de nacht van 24 op 25 April 1747 staken de
schutters van Vere de hoofden bijeen en verlangden van hun vroedschap
de verheffing van den Frieschen stadhouder tot stadhouder van Zeeland
als Willem IV. Deze Orangistische beweging sloeg dadelijk over naar
de andere Zeeuwsche steden, ook naar Zierikzee. Al op 25 April school
de hier het volk samen voor het stadhuis en dwong de verschrikte magis
traten zich voor den prins te verklaren.
Zoodra Mogge, die in verband met zijn lidmaatschap van de Staten-Ge-
6