16. Interessant is het gebruik van prangt (de t is weggevallen in het
handschrift, maar heeft er blijkens het rijmwoord vangt wel gestaan)
in r. 117. De beide betekenissen van het woord kunnen namelijk betrek
king hebben op de scheepvaart en visserij, want mej. Ghijsen (46) no
teert ze als volgt: 1. zich schrap zetten tegen, worstelen tegen (de wind);
2. schippersterm: laveren. Slechts voor bet. 2 geeft ze echter vindplaat
sen (Ouwerkerk en Bruinisse!) op het eiland waar ook Van der Weele
vandaankwam, en aangezien onze dichter al eens eerder in zijn gedicht
(r. lvischterman, r. 79 buist) in woordgebruik met Bruinisse ge-
lijkviel, moeten we het vanzelfsprekend achten, dat de "schippersterm"
prange(n) ook in Brouwershaven bekend (geweest) is. Aan welke beteke
nis we ook de voorkeur zouden geven, een feit is dat Van der Weele het
woord hier figuurlijk gebruikt heeft, in de betekenis van: veel tegenslag,
grote teleurstelling ondervinden.
Deze figuurlijke betekenis komt enigszins overeen met de derde beteke
nis van prangen in het woordenboek van Van Dale (47), waar we onder
3. lezen: (fig. kwellen. De neiging tot een figuurlijk woordgebruik zou
verklaard kunnen worden uit de poëtische belangstelling van Van der
Weele, waarvan ik in de inleiding reeds melding maakte.
17. vuulte (r. 120) wordt in de agrarische vaktaal van Schouwen-Dui-
veland gewoonlijk gebruikt in de betekenis van "onkruid op de akker".
Dat onze garnalenvisser het hier gebruikt in de betekenis van "ongerech
tigheden tussen de garnalen", bevestigt dat in de Zeeuwse wateren de
garnalen vanouds evenzeer als "fruits de mer" beschouwd worden als
aan de Bretonse kust. Van der Weele heeft het woord blijkbaar in een
zeer exclusieve visserijbetekenis gebruikt, die door mej. Ghijsen niet
vermeld wordt.
18. Poele in r. 126 moet wel verband houden met 1poe:l modderi
ge, ondiepe plas (48), want reeds in r.76 hebben we gezien hoeveel moei
te het kostte het door lage waterstand dikwijls ondiepe en modderige
"guil" uit te komen. Een zelfde moeite kunnen we ons voorstellen, wan
neer het bij terugkeer in de haven bovendien nog windstil is (r. 125 "toar
doadstille"). Dan moeten de roeiriemen eraan te pas komen, en dat on
ze visser hierbij de verzuchting slaakt: "k Wou dat ik ma schat-
riekke was", is niet verwonderlijk. We moeten hierbij even denken
aan de Joodse melkboer Tevje uit de musical "Anatevka", die de grote
zorgen van zijn dagelijks bestaan teboven trachtte te komen in zijn lied:
"Als ik toch eens rijk was.
19. r. 133/134 "Want BaxerDie durft lj selling te geven.
Van de heer F. Jansen te Brouwershaven vernam ik dat de werkelijke
naam van deze Londense groothandelaar in vis en visprodukten Baxter
(49) is. Er heeft hier waarschijnlijk in de dialectische uitspraak een ver
eenvoudiging van de medeklinkerverbinding -k s t -) plaatsgevonden,
wat ook het geval is met de muntnaam selling "shilling". Oorspron
kelijk werd namelijk in'het dialect van Schouwen-Duiveland de sj -klank
in vreemde woorden door s weergegeven. (50) De klinker van dit woord
vertoont waarschijnlijk een aanpassing aan de klank van de oude Neder
landse muntnaam s c h e 11 i n g die in Van der Weele's tijd nog niet ge
heel onbekend geweest zal zijn.
20. r. 144 "Gaet dan zelfs mar us nl4 dagen mee."Zelfs met s aan
het eind kan ongetwijfeld als oude dialectvorm beschouwd worden. In de
jaren 1940-50 was het nog vrij algemeen in gebruik als zaal ens (51)
en het kan door zijn eindmedeklinker vergeleken worden met het ouder-
73