neraal al sinds jaren in Den Haag woonde, hoorde wat in Zierikzee was voorgevallen, besloot hij zich daarheen te begeven. Hij was namelijk een voorstander van het stadhouderlooze tijdperk en hoopte allicht door zijn verschijnen een andere wending aan de gebeurtenissen te geven. Enkele dagen later arriveerde hij met de Rotterdamsche schuit. Aan het Havenhoofd moest de boot aanleggen om door de wacht onderzocht te worden. Toen het daar verzamelde publiek bemerkte, dat de Staatsge zinde oud-burgemeester aan boord was, sleepten ze hem uit het schip en zetten hem op de kar, waarmee gewoonlijk van stadswege puin ver voerd werd. Op dit vehikel hobbelde Mr. Pieter Mogge over de Haven- dijk naar Zierikzee, omgeven door joelend volk. Het was een eenigszins andere intocht dan de waardige man zich had voorgesteld. Gelukkig is hem verder niets overkomen. Hij is een tijdje in Zierikzee gevangen gehouden, maar weer vrijgelaten, toen Willem IV overal als stadhouder erkend was. De Nederlanders in de Pruikentijd waren nu eenmaal niet erg bloeddorstig. Mogge keerde naar Den Haag terug, waar hij nog 9 jaar Zeeland ter Staten-Generaal vertegenwoordigd heeft. Het strekt Mogge tot eer, dat deze onaangename episode hem niet bewo gen heeft zijn testament te veranderen, dat hij al in 1743 had opgemaakt en waarin hij zijn geliefde vaderstad zoo bijzonder royaal had bedacht. We moeten weten, dat Zierikzee toen nog ruim 10. 000 zielen telde en belangrijke handel dreef op Ierland, Frankrijk en Portugal. De visschers voeren tot bij IJsland. Er werd nog veel geld verdiend; de meeste groote patriciërshuizen in Zierikzee dateeren uit de 18de eeuw. Maar de vis- scherij begon hard achteruit te gaan. Er waren aanzienlijke families, die het leven in Zierikzee te saai vonden en naar Holland verhuisden. Dergelijke verschijnselen vervulden Mogge met zorg. De bepalingen van zijn testament, dat na zijn dood in 1756 geopend werd, moesten voor Zierikzee een nieuwe bron van welvaart openen en de stad tevens tot een cultuurcentrum van Zeeland maken. Het beroemde testament van Pieter Mogge wees belangrijke legaten toe aan zijn neven en nichten, op voorwaarde dat ze zich tot aan hun dood in Zierikzee moesten vestigen, hetgeen ze alle braaf gedaan hebben. Al lerlei liefdadige instellingen werden rijkelijk bedacht. Maar dan kwam het voornaamste: een bedrag van niet minder dan 4Z0. 000 gulden werd beschikbaar gesteld om in Zierikzee een universiteit te stichten. De kosten zouden uit de rente van dit kapitaal worden bestreden. Er moes ten drie professoren aangesteld worden, respectievelijk in de godge leerdheid, rechten en medicijnen, op een tractement van f 1800 en drie in de philosophie, letterkunde en Oostersche talen, die elk f 1400 zouden verdienen. Aldus zou Zeeland eindelijk zijn eigen universiteit krijgen evenals de andere gewesten (Holland: Leiden, Friesland: Franeker, Groningen: Groningen, Utrecht: Utrecht en Gelderland: Harderwijk). De Zeeuwsche studenten behoefden dan niet meer naar Leiden te trekken en zouden Zierikzee tot een fleurige academiestad maken. Direct richtten de executeurs van het testament zich tot de Staten van Zeeland om de oprichting van de hoogeschool te willen goedkeuren. Deze heeren aarzelden echter, want de stad Leiden maakte bezwaar en be weerde, op grond van het in 1575 door prins Willem I verleende octrooi van de Leidsche universiteit, dat daarnaast in Holland en Zeeland geen tweede hoogeschool mocht worden opgericht. Natuurlijk gaven de Zierikzeeënaren zich de grootste moeite om dit be- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 7