Een gunstige uitzonde ring hierop maken o. m. Dr. J. J. Westendorp
Boerma, die het jaartal in het midden laat, en mevr. I. Diakonoff,
kunst-historica, die als aanduiding geeft: de zeventiende eeuw. Er is
trouwens een goed argument om aan te tonen dat dit jaartal onjuist is.
Laat mij daar iets uitvoeriger op mogen ingaan. Toen in 1572 Schouwen
en Duiveland de zijde kozen van Prins Willem van Oranje - en na een
korte onderbreking opnieuw in handen van de Prins kwamen - werden de
geestelijke goederen geconfisqueerd. Een rentmeester kreeg tot taak
"alle Predikanten in Schouwen en annexe polders en Duyveland uyt de
geestelijke goederen te betaalen". Ook de kerkegoederen werden gecon
fisqueerd. Die in Duiveland vielen aanvankelijk onder dezelfde adminis
trateur. Men sprak van de "Extra Ordinaire rekeningen". Ze waren im
mers door de tijdsomstandigheden in het leven geroepen. Deze rekenin
gen hebben gelopen tot begin 1594. Ik heb het voorrecht gehad om de
vroegere archivaris van de stad Zierikzee, P. D. de Vos, gekend te
hebben. Hij was destijds zo welwillend om mij allerlei waardevolle ge
gevens te verstrekken, die hij in het begin van deze eeuw had opgetekend
uit de "Rekeningen van het Extra Ordinair Beoisterscheldt". Van hem
weet ik dat tot 1594 het verkleinen van de kerk niet vermeld wordt. Ge
zien zijn buitengewone nauwkeurigheid staat voor mij vast, dat deze me
dedeling juist is. Letten we daarnaast op de gravure in het boek van A.
Hoffer uit 1635, dan zullen we mogen aannemen dat het schip van de kerk
in het begin van de zeventiende eeuw door blikseminslag en brand ver
loren is gegaan. Er blijft dan nog de vraag, waar het jaartal 1583 van
daan komt. In 1919 publiceerde Mr. P. C. Bloys van Treslong Prins
zijn belangrijke boek over de gedenkwaardigheden in en uit de kerken
van de provincie Zeeland. Wat hij over Nieuwerkerk schrijft, begint
met de volzin: "In den buitenmuur is het jaartal 1583, in welk jaar de
kerk verkleind is". Zelf ken ik de kerk vanaf 1933, maar weet van zo'n
jaartal niets. Bij navraag bleek dat ook oude mensen, die historisch ge-
interesseerd zijn, en die de kerk vóór 1919 reeds kenden, van dat jaar
tal in de buitenmuur niets afweten. Waarschijnlijk heeft de auteur of een
medewerker een onnauwkeurigheid begaan.
Het is duidelijk dat na de Hervorming de Gemeente van ongeveer honderd
lidmaten geen grote kerk nodig had. Dat zal de reden zijn geweest om
het verwoeste gedeelte niet te herbouwen. Een overigens bekwaam au
teur schreef enkele jaren geleden, dat er tot het einde van de tweede
wereldoorlog een grote ruimte gaapte tussen de toren en het overgeble
ven gedeelte van de kerk. Weer een onjuistheid! Precies het tegendeel
is waar. Oudere Nieuwerkerkers weten, wat trouwens ook uit foto's en
ansichten blijkt, dat die ruimte toen geheel was gevuld met lokalen van
de openbare lagere school. Zó vol zelfs, dat de muurkast van een der
lokalen was uitgebouwd in de kerk!
In de genoemde rekeningen van het Extra Ordinaire moge dan geen mel
ding worden gemaakt van verkleinen van de kerk, wel worden herhaal
delijk reparaties genoemd aan kerk en toren. In 1579 is onder meer de
aankoop genoemd van 25. 000 schaliën leien) en 30. 000 stenen voor
reparatie van de gevel en de harnassen van het koor. Zeven jaar later
zijn er weer reparaties, vooral aan de toren: de klok dreigde naar bene
den te vallen en het kruis met de weerhaan moest rechtgezet worden.
De grote reparatie in die tijd vond echter plaats in 1590 en 1591. De to
ren is toen van beneden tot boven vermetseld en van een nieuwe kap voor-
81