voogdijvergadering van 23 juni 1896 spreken voor zichzelf: ,,Ingevolge door den Voorzitter F. Bouman) ingewonnen advies, zijn in vele Ge meenten in 't jaar 1797 de kerkgebouwen, ten name staande van de bur gerlijke Gemeenten, op die der kerkelijke overgebracht. Alleen deze Gemeente was tot heden door onbekende oorzaak daarvan uitgesloten. Om hierin verandering te brengen en later in geen moeilijkheden te gera ken, stelt de Voorzitter voor ook dit kerkgebouw, thans nog ten name der burgerlijke Gemeente, te doen overdragen op die der kerkelijke. 11 Aldus is geschied. Het kerkhof rondom de kerk en de toren bleven eigen dom van de burgerlijke Gemeente. Eerst de oorlogsschade in 1945 gaf de stoot tot een grondige restauratie, wat mogelijk was door de financiële steun van het Rijk (Monumentenzorg), Provincie en Gemeente. Architect was Ir. H. de Lussanet de la Sablo- nière, in samenwerking met dhr. W. G. C. Heringa; hoofdaannemer was fa. E. C. Bom te Burgh. Was aanvankelijk gedacht dat het dak van de kerk gerepareerd kon worden, toen men het gewelf had weggebroken bleek hoe erg de spanten in westelijke richting overhelden. De kerk moest worden voorzien van een geheel nieuwe kap. De afsluiting aan de west kant kon nu ook anders worden, tegendruk was immers niet meer nodig. Daarom is een topgevel opgetrokken, waardoor de kerk een gavere vorm heeft gekregen. Meermalen is de vraag gesteld waarom de nissen in de topgevel een ronde boog hebben. De architect antwoordde op die vraag: "Nam ik de spitsboog, dan vreesde ik dat men zou gaan denken dat deze top bij de oorspronkelijke bouw heeft behoord. Ilc koos daarom de rond boog, aangezien deze daar kennelijk niet bij behoort. Nu kan men wel aanmerken dat de rondboog Romaans is, maar de rondboog is niet uit sluitend Romaans, in tegenstelling tot de spitsboog, die uitsluitend Go tisch is. Ik koos dus deze vormen, menende dat deze het aangenaamst voor het oog zouden zijn, terwijl er wat de z. g. stijlvervalsing of na maak betreft, de minste aanmerkingen tegen te maken zijn. Nadat de Hervormde Gemeente ongeveer anderhalf jaar gastvrijheid had mogen genieten in de Gereformeerde Kerk, werd op Pasen 1952 het kerk gebouw weer in gebruik genomen. De eerste fase van de restauratie was daarmee afgelopen. Na de ramp van 1 februari 1953, waarbij het water 1.40 meter in de kerk stond, was de tweede fase van de restauratie urgent. De vloer was plaat selijk zeven centimeter verzakt, het orgel helde voorover, het plankier waaraan de stoelen bevestigd zijn, was in twee stukken gebroken en bij het droogvallen van de kerk scheef op de vloer terechtgekomen. Eerst nadat de Vier-bannenpolder leeggepompt was, kon aan herstel worden gedacht. Architect en hoofdaannemer waren dezelfden als bij de eerste fase van de restauratie. Aanvankelijk werden de kerkdiensten gehouden in de pastorie en nog drie maanden in de Katholiek Apostolische Kerk. Toen een groter aantal Nieuwerkerkers terugkeerde van hun evacuatie adressen, ging dat niet meer. Zo gauw als een betonnen ondervloer in de kerk gereed was, werden daar weer de diensten gehouden (vanaf 2 mei 1954). De tweede fase van de restauratie heeft lang geduurd, doordat het moge lijk was met steun van Monumentenzorg en Rampenfonds ook de andere punten die op het programma stonden, uit te voeren. In de achttiende eeuw had men gietijzeren ramen aangebracht, Deze wer- 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 83