de boerderij behoren. De Keijser had, behalve gronden in genoemde be vangen van zijn voorganger uit 1599 ook een perceel grond in het twaalf de van Haamstede, "Canserswerfgeheten, en twee in het tweeëntwin tigste. Hoewel deze familienaam verder in het westervierendeel niet voorkwam, werden nog wel onder Koudekerke als grondeigenaren ver meld Jacob Janse (de) Keijser en doctor Johan (de) Keijser. Het ontbreken van gegevens over het verdere verloop van de bewoners op het eind van de 17e eeuw en het begin van de 18e brengt ons bij het veldboek van 1753. Daaruit bleek, dat de hofstede in het bezit was van Cornelis Krijger. De naam Krijger kwam herhaaldelijk voor in de om geving van het 18e- en 19e-eeuwse Koudekerke. Het waren zowel boeren als niet-boerenfamilies. Blijkbaar bewoonde hij de hoeve in 1753 nog niet, want het veldboek sprak van ,,de hofstede daar hij op gaat wonen". Cornelis Krijger was op 14 december 1707 te Haamstede gedoopt als zoon van Pieter Janszoon Krijger en Pieternella Cornelis. Zijn ouders waren kennelijk niet bemiddeld, want de attestatie van zijn van Ooster- land afkomstige moeder kon in november 17 06 niet worden betaald. Achttiende eeuwse romantiek vindt men in de uitbeelding van een schijn baar vredig en genoeglijk landleven. 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 95