zwaar te ontzenuwen. De geleerde rector van de Latijnsche school, Van
Heemskerk, zette zich er toe en produceerde na een half jaar studie een
breedvoerige verhandeling, waarin hij alle mogelijke argumenten voor
zijn stad aanvoerde. Onder andere betoogde hij, dat het niets aardig van
Leiden was om Zierikzee de hoogeschool te misgunnen. Leiden had zijn
universiteit te danken aan de betoonde dapperheid tijdens het beleg in
1574. Maar wat zou daarvan zijn terechtgekomen, als niet de Zeeuwsche
admiraal Boisot de stad had ontzet? De Zierikzeesche burgers hadden
zich even wakker gedragen tijdens hun 9 maanden durende beleg (30 Oc
tober 1575 - 29 Juni 1576). Konden zij het helpen, dat hun stad niet ont
zet was geworden, en hadden zij dus niet evenveel recht op belooning
voor de dappere verdediging?
De rector kreeg voor de moeite een zilveren theeketel met comfoor en
twee zilveren schenkborden ter waarde van f 464.
Zijn argumenten maakten wel indruk op de Staten van Zeeland en men
scheen geneigd goedgunstig te beschikken. In Zierikzee verdiepte men
zich al in allerlei plannen voor de uitvoering. Er moest natuurlijk een
bibliotheek komen. Ook moest een hortus (botanische tuin) worden aan
gelegd en een "theatrum anatomicum" ingericht, waar voor de aanstaande
artsen lijken werden ontleed (denk aan de "Anatomische les" van Rem
brandt). Reglementen werden ontworpen.
Het zou alles vergeefsch blijven. Want toen de zaak ernst scheen te gaan
worden, namen de Staten van Holland het voor Leiden op en oefenden
een zoodanige druk op de Zeeuwsche Staten uit, dat deze heeren geheel
in de schulp kropen en eindelijk in 1767, nadat 10 jaar lang over de
kwestie geschreven en gedebatteerd was, hun toestemming weigerden
voor het oprichten van een universiteit in Zierikzee.
En zoo is dan voor Zierikzee de kans vervlogen om een beroemde uni
versiteitsstad te worden als Leiden, met hooggeleerde professoren en
vroolijke studenten. Of het jammer is? Zou Zierikzee het ooit verder
hebben gebracht dan de kleine academiesteden Franeker en Harderwijk
of zou de nieuwbakken universiteit in de Fransche tijd zijn weggebezemd
net als in de beide bovengenoemde stadjes? Het laatste lijkt zo goed als
zeker.
Na de weigering van de Staten rees de vraag: wat nu te doen met al dat
geld? Mogge had in zijn testament bepaald, dat, als de universiteit niet
tot stand kon komen, de rente van het kapitaal besteed moest worden om
een weeshuis te bouwen voor de kinderen van gesneuvelde soldaten en
onderofficieren van de regimenten, die door Zeeland betaald werden.
Evenwel, de Oostenrijksche successie-oorlog was allang voorbij en
daarop volgde een lang vredestijdperk, zoodat er weinig zulke weezen
waren. Dan was het toch zonde en jammer voor een zoo onbelangrijk
doel al dat geld vast te leggen. Het stadsbestuur onderhandelde dus met
Mogge's erfgenamen en kreeg van hen de beschikking over de f 420. 000
om de rente te gebruiken voor ,,andere betere en nuttiger eyndens".
Een commissie van regenten kwam bijeen om „met alle mogelijke secre-
tesse, maar ook met die cordaetheyd en eensgezindheid, welke vader
landlievende Regenten betaamt", te overleggen, hoe het geld besteed zou
worden. Men besloot te beginnen met subsidies aan de achteruitgaande
visscherij en koopvaardij. Daar bleef het niet bij. De rente van Mogge's
kapitaal is onder andere gebruikt voor restauratie van het stadhuis, voor
nieuwe geweren van de schutterij, voor toelagen aan loodsen, predikan
ten, familieleden van krijgsgevangenen.
9