galrek, en voorts d'ander scheepen met soldaten liepen en voeren over al om te zien aan den dijck te koomen, want de soldaten sterk waren een en twintig vaandelen en wel tweeduyzend bootsgezellen, want alle de vrijbeurtschepen en mogten tot Vlissingen niet zeylen gaan voordat zijluyden deeze battailge niet eer dan daags daarna zoude geschieden, waardoor zij niet uyt en kwamen. Daar en tussen wertter zeer sterk geschoten, uyt de schepen, als van den dijk geduurende van ten drie uuren middaags tot 's nagts ten twaalff uuren toe (zulks dat den vijand omtrend den elf uure 's nagts) een van de hulken genaamt Job Janse's schip in gronde schoot, gemerkt die van der vlote niet ter assistentie quamen, met nog vier scheepen die vast aan den dijck lagen in brant gesteeken, waarvan ettelijke gesalveert wierden ende in den voorszeide hulk bleeff den admiraal-generaal van Zeeland, Louis de Boisot met heel sijn familie, die hem niet verlaten en wilde, met nog wel drie- hondert soldaten en bootsgezellen ende ettelijke capiteynen ende over sten van den scheepen ende ook van de zoldaten. Dit de andere schepen ziende zijn afgetogen van den dijck bij Borrendamme en zijn weder gaan liggen met den anderen hulk op het Scheld, buyten schoote van den vij and" 57). Nog gaf de stad zich niet gewonnen. Prins Willem van Oranje bleef hoop behouden. Een herhaalde poging tot ontzet liep eveneens op niets uit doordat de vloot, na het sneuvelen van de admiraal, de moed had ver loren. Een actie vanuit de stad, onder leiding van ds. Gerardus van Kuilenburg, mislukte door verraad 58). Het voedseltekort in de stad werd, zoals gezegd, steeds groter: "In desen tijd (juni 1576) heeft men begonnen te eten: peerden, katten, honden ende anders, ende daar was anders niet voor de soldaten ende arme persoonen dan rapelie en brood ende dat ook weynig, maar de principaalste burgers mogten nog wat in hunne huysen hebben". "In desen tijd zeyde men dat het laatste kooren ter mole gedaan was om te malen, ende daar en heeft maar een brouwerije zeer weynig gebrou wen, zulks datter veel persoonen niet dan water met een weynigs azijns gemengd dronken" 59). 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1976 | | pagina 29