Als hij na zijn jeugdgedichten, waarvan er heel onlangs een paar aan het
licht gekomen zijn, opnieuw met dichten begint, debuteert hij met twee
bundels emblemataliteratuur, MZinn' en minnebeelden" en Maagdenplicht",
allebei uit 1618. Daarop volgen „Zelfstrijd" (1620) en „Toneel van de man
nelijke achtbaarheid" (1622). Maar dan komt het grote werk, waarvan al
het vorige maar als voorstudies te beschouwen zijn, „Houwelijk" (1625).
Het telt ongeveer achthonderd bladzijden en is nog grotendeels, zo niet
geheel, in Middelburg geschreven. Hij weet nu hoe hij schrijven moet voor
het gewone volk van burgers en boeren. Hij is een gerijpt man, hij heeft
veel gelezen en veel uit het leven geleerd, hij heeft met alle rangen en
standen omgegaan. Als jurist weet hij dat men alle kanten van een zaak
moet bekijken waarover verschillende zienswijzen mogelijk zijn. Hij weet
hoe men moet schrijven zodat ook eenvoudige mensen het kunnen begrij
pen. Een ongecompliceerd en weinig ontwikkeld mens heeft niet aan één
keer zeggen genoeg; pas door de herhaling begrijpt hij het. Er moeten
geen vragen meer overblijven, hij moet volledig antwoord krijgen. Men
moet het boek met geen onbevredigd gevoel dichtslaan.
Het huwelijk is voor Cats de grondslag van het leven, het gezin het funda
ment waarop de hele burgerlijke samenleving berust. Daarin hebben man
en vrouw beiden hun taak, de man als hoofd van het huwelijk en het gezin,
de vrouw als de spil en de draagster van het nieuwe leven. De zes boeken
waarin het werk ingedeeld is, behandelen de vrouw als maagd, vrijster,
bruid, vrouw, moeder en weduwe. Elke staat van het leven van de vrouw
wordt in finesses behandeld. We zouden het tegenwoordig een handboek
voor de vrouw noemen. Men staat vol bewondering voor het vele werk dat
Cats heeft moeten verzetten, voordat hij dit boek heeft kunnen schrijven.
De alexandrijnen zijn hem niet vanzelf uit de pen gevallen. Hij heeft een
groot aantal boeken doorgewerkt en heeft met name veel gehad aan de
„Christiani matrimonii institutio" (De instelling van het Christelijk huwe
lijk) van Erasmus. Het verschil in godsdienstige overtuiging werd opgeheven
doordat beiden van de Bijbel uitgingen.
Cats heeft twaalf jaar later het „'s Werelds begin, midden, einde besloten
in den Trouwring" (1637) uitgegeven-. In dit boek heeft hij een reeks van
„trouwgevallen" beschreven die aan de wereldliteratuur ontleend zijn.
Het bekendste is het verhaal van het „Spaanse Heidinnetje". In dit boek
is de verteller op zijn best. Tussendoor schrijft hij nog de „Spiegel van
den ouden en nieuwen tijd" (1632), een bonte verscheidenheid van alle
mogelijke onderwerpen als de opvoeding van kinderen, de vrijage, de wij
ze van de omgang tussen man en vrouw, maar ook over de jacht en ge-
zondheidsregels. Het is een soort wellevenskunst, minder solide dan die
van Coornhert, maar meer gelezen. Op welke plaats men het boek ook
opslaat, de verleiding is groot dat men doorleest tot het einde.
Zijn autobiografie is kenmerkend voor zijn persoonlijkheid; ze is van een
ontwapenende eerlijkheid en wars van ophemeling, van schijn zich groter
voor te doen dan hij was. Men kan twijfelen aan de gegrondheid van het
gezegde goed Zeeuws, goed rond, maar voor Cats gold het met het volste
recht. Busken Huet verwijt hem bij veel andere zaken het feit dat hij een
meisje waarin hij zin had, niet vraagt omdat hij hoort dat haar vader fail
liet is. Inderdaad geen houding van een man die boven alle kritiek staat
en het niet schelen kan wat de mensen van hem zeggen. Maar hij is er
openlijk voor uitgekomen, en wie zal hem dit nadoen?
Toen hij in 1605 in zijn achtentwintigste trouwde, was hij nog geen lidmaat
van de enige kerk die toegestaan was. Het is waarschijnlijk dat zijn vrouw
hem overreed heeft deze stap te nemen. Zijn geloofsbeschouwing is niet
8