B A I L J U, BVRGERMEESTERS, Acn dc Erentfefte Wijfe, Voorficnige, W'el-achtbare Hcercn SCHEPENEN en R A DEN der Stede BROUWERS II A V E N. letVaders van miju Vaderlant v Ick fend' u toe een guoftigh pant a In tcycken dat ick uwe ben En dat ick u voor mijne ken. Sfè&tvss!» Want of my God al menigh jacr Gcleyt heeft hier en weder daer II w' Stadt was doch mijn eerlle gront Dacriek op fwacke beenen ftont Dacr ick mijn ecrften adem blies. En tot mijn ellif jaren wies, De liefde tot het Vaderlant Heeft God als in den mcnlch geplant Soo dat et yders herte treckt En dit heeft my ooek opgeweckt Om u te lenden dit gefchenck Een teyeken dat ick noch gedenck Waer ick wel eer ter w:erclt quatn En eerft mijn noodigh voctfel nam. Maer dat ick heden aen n ftier Is maer een gifte van papier Dat is, een ding van klcyne prijs Ick fegge, 't js een va ft bewijs Dacick u roon en eer euganlt En dat door middel van de kunft Want ickbrengh ueen gifte toe Als ick mijn befte vrienden doe Djcs bid ick en veracht 'et nier. Dat li dc kunft uyt gunftc biedt Het lal noch leven in de tijt Als ick en ghy begraven fijr. Gedicht, opgenomen in de Verzamelde Werken, aangeboden aan het stads bestuur van Brouwershaven. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 15