standig beheerend ligchaam" was. Besloten werd dit in de toekomst ,,tot eiken prijs" te handhaven (28). Jacobus Dekker had in zijn testament ge sproken van een ,,dierectie van administrasie", maar al spoedig noemden de beheerders zich commissie van beheer - ook wel commissie van ad ministratie - over het legaat-Dekker. Het testament gaf evenmin uitsluitsel omtrent de wijze van benoeming. Bij kerkvoogdij en diakonie lagen de zaken vrij eenvoudig. Beide colleges vaardigden twee leden uit hun midden af, de diakonie aanvankelijk steeds hun voorzitter en secretaris. Een afzonderlijk college van ouderlingen be stond echter niet. In het begin kozen de ouderlingen onderling twee afge vaardigden, welke wijze van verkiezing in 1903 door de bijzondere kerke- raad werd bevestigd. Maar het volgend jaar besloot de bijzondere kerke- raad dat de benoeming voortaan door haar zou geschieden. De predikanten kregen hierdoor tevens een stem bij de verkiezing van de leden van de commissie van beheer (29). Aangezien de leden van de commissie van beheer steeds aftraden bij het neerleggen van hun kerkelijke funkties, varieerde de samenstelling van de commissie in de loop der jaren sterk. Niettemin waren er een aantal leden die gedurende een lange periode als beheerder fungeerden. Eén van hen was mr. J. Moolenburgh, die eerst als ouderling in de commissie zitting had (1864 - 1868) en tevens voorzitter was. In 1869 keerde hij in de commissie terug, ditmaal als kerkvoogd, en vervulde tot zijn overlij den in 1892 de funktie van secretaris-penningmeester. De kerkvoogd C. J. van den Bout had maar liefst 34 jaar onafgebroken zitting in de commissie van beheer (1884 - 1918). De led en die in de vorige eeuw en in het eerste kwart van deze eeuw er deel van uitmaakten, hadden vrijwel allen een vooraanstaande positie in de Zierikzeese samenleving van die tijd. Mr. J. Moolenburgh en mr. J. M. Isebree Moens, respectievelijk voor zitters van de commissie van beheer over het legaat-Dekker van 1864 tot 1868 en in 1872. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 23