i Afb. 4. Situering van de verschillende opgravingsfasen (A, B en C) in Brabers (vgl. afb. 1-3): A. de opgravingssleuven 1956, onderzoek Rijksmus. v. Oudheden, Leiden; B. opgraving R. O. B. 1956 (ge arceerd); C. opgraving R. O. B. 1957, neolithische nederzetting (met medewer king van de Geologische Dienst, Haarlem). Tek. C. v. Duyn (R. O. B. van Duyn (R. O. B. Amersfoort); tijdsduur drie weken. B. Onderzoek door schrijver (R. O. B. met medewerking van de R. O. B. - technici C. van Duyn en G. Plug, waarbij het gehele zuidelijke gedeel te van het Brabersterrein is onderzocht en in kaart gebracht tijdens de algehele afgraving in de maanden mei tot en met augustus 1956. C. Onderzoek van het noordelijk gedeelte van Brabers (MZaaiersveld") in 1957 door schrijver met medewerking weer van de heer C. van Duyn (R. O. B. Ofsch oon het aanvankelijk niet in de bedoeling lag dit min der belangrijk schijnende gedeelte van Brabers te onderzoeken - er waren nooit vondsten gedaan -, zijn we van gedachten veranderd na de hoogst interessante ontdekking van vuurstenen voorwerpjes uit de Late Steentijd-ca. Z200 jaar voor Chr. door de heer J. P. Broertjes van de Geologische Dienst uit Haarlem Deze belangrijke vondstmelding heeft ertoe geleid dat na nauwkeurige ontgraving de sporen van enkele fraaie plattegronden van huizen uit ca. 2200 jaar voor Chr. konden worden ingemeten en opgetekend. Tijdens het onderzoek van Braat (A) waarbij door middel van met de hand gegraven sleuven een gedeelte van het Braber sterrein is verkend (zie ligging van de opgravingsputten op afb. 4), werden onder een kleilaag van ca. 30 - 80 cm dikte in de ondergrond van zand en humus talrijke spo ren van bewoning gevonden uit de Romeinse tijd. De sporen (wandgreppels, paalgaten, afvalputten e. d. waren verrassend goed bewaard gebleven en zeer „leesbaar". Zo vonden Braat en Van Duyn de volledige contouren van een huisplattegrond en gedeelten van andere. Ook werden sporen van een oud bouwland aangetroffen, waarin uit de Romeinse tijd daterende ploegvoren. Het was echter niet mogelijk binnen de gestelde termijn van drie weken de gehele nederzetting te onderzoeken. Dit lukte wel in mei - 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 45