In de nederzetting werd veel vuursteenmateriaal aangetroffen in de vorm van onbewerkte, uit zuidelijker streken aangevoerde vuursteenknollen grondstof" voor de vervaardiging van werktuigjes), grote hoeveelheden afvalstukken en spanen, maar ook tientallen werktuigjes, zoals een fraai gepolijste bijl (en fragmenten van andere), trapezoi'dale pijlpunten (pijl punten met een brede, vlijmscherpe voorzijde en geretoucheerde zijkan ten), krabbers (gebruikt voor het bewerken van leer), boortjes en mesjes (afb. 13). Het aardewerk dat in en bij de neolithische huizen werd gevon den, was eenvoudig van vorm, onversierd en uiterst zacht. Dit laatste is waarschijnlijk vooral te wijten aan verwering van bepaalde bestanddelen in het baksel gedurende het ca 4000-jarig verblijf in de grond. Het baksel is sterk verschraald met steengruis. Over de herkomst en de levenswijze van de ,,Brabers-bewonersin het stenen tijdperk is niet zoveel te zeggen. We zullen ze Monderbrengen" bij de Vlaardingen-cultuur, waarover dank zij uitvoerige opgravingen heel wat meer bekend is Er zijn in Brabers gegevens die op contacten met het zuiden wijzen. Zo is de vuursteen van zuidelijke herkomst en ook voor het aardewerk zijn er parallellen te vinden in deze richting. In een mondingsgebied van rivieren en zo dicht aan zee zullen er wel invloeden uit zeer verschillende gebie den zijn geweest. De bevolking in Brabers heeft vermoedelijk in hoofdzaak geleefd van jacht, visserij en van wat de zee verder opleverde (schelpdie ren). Helaas zijn in de steentijd-nederzetting van Brabers geen beender- resten gevonden; deze zijn ongetwijfeld in het boven het grondwater gele gen zand, waar zuurstof gemakkelijk kan toetreden, reeds lang verteerd. Ook het onderzoek van grondmonsters op het voorkomen van stuifmeelkor - reis en zaden leverden - vermoedelijk om dezelfde reden - niets op, zodat over de vroegere vegetatie en eventuele landbouw niets bekend is. Gelukkig was het mogelijk in de neolithische nederzetting enkele goede houtskoolmon sters te verzamelen, waardoor met behulp van het ,,C14-onderzoek" (ra dioactieve koolstofmethode) de ouderdom kon worden bepaald op omstreeks 2200 jaar v. Chr. De neolithische vondsten van Brabers zijn voor Schouwen niet uitzonder lijk. Ook in de Oude Duinen zijn vroeger in de zandverstuivingen door J. A. Hubregtse en J. M. de Nooyer al eens vuurstenen voorwerpjes uit zeer vroege tijd gevonden. De in Brabers opgegraven grondsporen van steen- tijdhuizen zijn zeer belangrijk. Volledige plattegronden waren vóór 1957 in het kustgebied van Nederland nog niet bekend. Al met al hebben de op gravingen in Brabers veel bijgedragen tot onze kennis van de bewonings- geschiedenis van het kustgebied. VOETNOTEN 1. A. J. F. Fokker, Schouwen vóór 1600; Zierikzee 1909. 2. P. L. Tack, De Walcherse werven, in: Archief Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1938, p. 89 e.v. 3. A. W. Vlam, Historisch-morfologisch onderzoek van eenige Zeeuw- sche eilanden, proefschrift Leiden 1942. S. F. Kuipers, Een bijdrage tot de kennis van de bodem van Schouwen- Duiveland en Tholen naar de toestand vóór 1953; proefschrift Wage- ningen I960. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 54