DE GRAFZERKEN UIT DE ZESTIENDE EN ZEVENTIENDE EEUW IN DE
NEDERLANDS HERVORMDE KERK TE NIEUWERKERK
DOOR DS. M. G. WESTERHOF
Feitelijk is het hier afgedrukte artikel een aanvulling bij wat het vorige
jaar in de ,,Kroniek van het land van de zeemeermin" is gepubliceerd over
„Kerk en toren te Nieuwerkerk in Duiveland" (blz. 79-90). In dat artikel
zijn de grafzerken wel genoemd, maar een volledige beschrijving leek niet
wenselijk, omdat die een onevenredig groot deel van het aantal bladzijden
in beslag zou nemen.
Wanneer men zich gaat bezighouden met dit onderwerp, komt de vraag op
of het de moeite waard is om er een afzonderlijk artikeltje aan te wijden.
Naar ik meen kan die vraag bevestigend worden beantwoord. Wanneer we
een globale inventarisatie gaan opmaken van wat er op Schouwen-Duive-
land te vinden is, dan denken we natuurlijk allereerst aan de fraaie graf
monumenten te Burgh, te Oosterland en vooral te Dreischor. Op een enke
le na dateren die echter uit de achttiende eeuw en ze vallen trouwens bui
ten de opzet van dit artikeltje. Wat de grafzerken betreft zijn er te Zierik-
zee in de Sint Lievens-monsterkerk voorheen honderden geweest, maar
na de brand van 1832 zijn ze verwijderd en voor allerlei doeleinden ge
bruikt. 1) Vervolgens letten we op de smalstad Brouwershaven. Daar zijn
nog een kleine honderd zerken, maar ongeveer tien procent slechts dateert
van vóór de zeventiende eeuw. Dreischor bezit nog een gering aantal, gro
tendeels uit de zeventiende en achttiende eeuw. In de andere dorpskerken
vindt men er een paar of soms geen enkele.
Te Nieuwerkerk zijn dertien grafzerken bewaard gebleven: één zonder
jaartal, één uit de achttiende eeuw en verder negen uit de zestiende en
twee uit de zeventiende eeuw.
In 1919 zijn de grafzerken in de Nederlands Hervormde kerk te Nieuwer
kerk beschreven door mr. Bloys van Treslong Prins 2), maar sommige
ervan lagen toen geheel of gedeeltelijk onder de banken. Dat ik van zijn
werk dankbaar gebruik heb gemaakt spreekt vanzelf, temeer omdat de
meeste zerken verder zijn afgesleten gedurende de laatste zestig jaar.
Dank ben ik ook ver schuldigd aan enkele per sonen die mij op een of andere
manier behulpzaam zijn geweest. Hierbij moet in het bijzonder de voor
zitter van „Stad en Lande", de heer J. L. Braber genoemd worden, die
niet alleen de ontcijfering van de opschriften heeft willen controleren,
maar mij ook advies heeft gegeven bij het beschrijven van de familiewapens.
Natuurlijk zou ik nu gewoonweg een opsomming kunnen geven. Maar ik ben
bang dat dit artikeltje dan slechts gelezen zou worden door enkele perso
nen die zich hiervoor bijzonder interesseren. Alle anderen zouden het
overslaan als zijnde zeer dorre stof. Daarom wil ik proberen het op een
populaire manier te doen. Ik nodig u uit, geachte lezer, om als het ware
samen een bezoek te brengen aan de kerk en dan de zerken stuk voor stuk
te bekijken.
We hebben de sleutel gehaald bij de kosteres. We openen de deur en stap
pen het portaal binnen dat, tussen twee haakjes, pas bij de restauratie in
de jaren vijftig van deze eeuw tegen de westelijke muur van de kerk werd
aangebouwd. Het gemakkelijkst is om nu vanuit het portaal de kerk binnen
te gaan door de kleine deur, waardoor 's zondags ook de gemeenteleden de
54