DE VROUWENDRACHT VAN SCHOUWEN-DUIVELAND
DOOR M. E. JANSEN-GLAS
,,Zet dat meisse toch es een muste op, z'is zb dege", kon een vader zeg
gen als zijn dochter flink uit de kluiten gewassen was. Nu zien we nog maar
zelden een vrouw lopen met het fijne wit-katoenen mutsje op met de uit
staande vleugelrand, die zij het „rabat" noemt.
Naar de kerk, of als zij op reis gaat, draagt zij dan de grote tulen muts
met de strook echte kloskant. Van deze dracht volgt nu een beschrijving.
DE ONDERMUTS
Over het haar, dat in een knoetje op het achterhoofd is opgestoken, draagt
men een „ondermuste" van dubbele zwarte stof, die bestaat uit een gerim
peld bolletje, het „boompje" (bodempje), waarin de haarknoet zit en een
glad bovenstuk. In de muts zit vastgenaaid het oorijzer of de beugel, aan
de uiteinden waarvan de gouden krullen zitten.
Voordat men de muts opzet, moet men eerst ,,de kuve leggen", d. w. z. het
haar in model leggen. Met allerlei hulpmiddelen zoals water, melk of sui
kerwater, afhankelijk van de hoedanigheid van het haar, legt men aan
weerszijden van een middenscheiding twee platte krullen of, zonder schei
ding, één brede krul of een rolletje. De rest van het haar wordt strak naar
achteren gekamd en in een knoet gedraaid. De ondermuts met de beugel
wordt op het hoofd vastgezet door middel van twee lintjes, die door een
„sluufje" onderaan het „boompje" in de nek strak worden getrokken, daarna
over het hoofd gekruist en bovenop worden vastgespeld en dan terug in de
nek worden gestrikt. Om tijdens deze handeling de muts en de beugel op hun
plaats te houden legt men een lintje van de ene krul naar de andere, trekt
het strak aan en klemt de uiteinden tussen de lippen, (afb. l)
Afb. 1. Het opzetten van de ondermuts met krullen met behulp van een
lintje in de mond.
Afb. 2. Gebreide haakmutsen: links zonder „boompje", met „kroezels" en
gehaakte „linters"; rechts met gebreid „boompje", met „noppen" en „lin-
ters" van haakwerk rond katoenen band.
60