plaats van de strook kloskant een dubbele rand van „kamerdoek", ze wordt gesteven met „gom" in plaats van stijfsel. DE KLOSKANTSTROOK De kanten strook is 3 ellen (3 x 69 cm. lang en 8 15 cm. breed. Ze is gemaakt van Beverse kant, dat is een variant van Rijselse kant (Point de Lille), die wordt gekenmerkt door veel bloemfiguren en speciaal werd ver vaardigd voor de mutsen van de Nederlandse streekdrachten. De bloemmo tieven zijn omlijnd door een dikkere contourdraad. In de ondergrond, tule slag genaamd, komen kleine rechthoekige versieringen voor, door de kant werksters „Dutsche slag" of „Point d'Hollande" genoemd. Afhankelijk van het aantal bloemfiguren per el spreekt rnen zowel in Vlaanderen als in Ne derland van „éénblommers", „tweeblommersenz. tot „negenblommers" toe. De Beverse kant werd gemaakt door vrouwen en kinderen in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen met als centrum Beveren-Waas. De kinderen leerden het op scholen die deels leerschool en deels kantschool waren. In 1889 bestond in Beveren zo'n school met 280 leerlingen. De „spellewerk- sters" ontvingen van eigenaren van „kantkantoren" de patronen en het lin nen garen en waren dan verplicht aan deze opkopers hun kant te verkopen. Soms was aan een „kantkantoor" een kruidenierswinkel verbonden, waar dan de kantwerksters hun verdiende geld, of soms zelfs waardebonnen, moesten besteden tegen hogere prijzen. Men noemde zo'n kantoor de „ban molen", een woord ontleend aan een oud gebruik dat boeren op een bepaal de molen hun graan moesten laten malen. Een kantpatroon was een stuk perkament van ongeveer 25 cm. lengte, waarin de tekening voor het kloswerk was geprikt. Iedere prik duidde de plaats aan van een speld (afb. 4). Van tijd tot tijd kwam de opkoper langs en knipte de kant af die de spel- lewerkster had geklost. De vrouw werd dan betaald naar gelang de lengte, de breedte en de kwaliteit van de kant. Voor een kant van 15 cm. breed waren 400 500 klosjes nodig. De verdiensten waren gering en de werk- Afb. 4. Beverse kloskant op prikpatroon; op de middelste klosjes zit de dikke contourdraad. Afb. 5. Halsketting en armband van granaatjes met gouden slotje; gouden broche met granaatjes; mutsenspelden en „strikken". 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 65