Afb. 14. Apparaat met houten pennetjes om kantjes te plooien van een „puupmusje" of „platje", Brouwershaven omstreeks 1930. lintjes. Een „netje" had ook afhangende „linters", maar men droeg geen ondermuts met krullen eronder. DE SIERADEN Aan de gouden krullen hangen de „strikken" of „bellen", die bestaan uit een klaverbladvormig gouden plaatje met versieringen, waaraan een open gewerkte zilveren hanger met een parel hangt. De zilveren hanger is soms met diamantjes bezet. Hield men om godsdienstige of andere redenen niet van opschik, dan droeg men geen strikken. Gouden sierspelden, soms met pareltjes of granaatjes bezet, worden boven 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 67