terdam naar Vlieland - de verhuizing vindt geheel per schip plaats - om drie jaar later min of meer promotie te maken door in gelijke functie overgeplaatst te worden naar Terschelling, waar het ambt van Commissa ris der Loodsen tevens Ontvanger der Loodsgelden meer inhoud heeft dan op het kleinere Vlieland, hetgeen o. a. tot uiting komt doordat hem een vrije ambtswoning wordt toegewezen, waarvan ,,de huurwaarde ad. f 100 per jaar mede als grondslag zal strekken tot bijdrage voor pensioen". Commissaris van het Loods wezen J. D. Gerritse in 1902, op 65-jarige leeftijd. Negentien jaar werkt commissaris Gerritse met veel voldoening op Ter schelling, waar ook zijn Zierikzeese vrouw en hun in Rotterdam geboren dochters het best kunnen wennen. Zij voelen zich een met de eilandbewoners en worden door de „skylgers" volledig in de gemeenschap opgenomen, een feit waaraan het humane optreden van de commissaris tegenover de lood sen en het overige personeel veel heeft bijgedragen. Streng was hij in de uitvoering van de dienst, maar uiterst rechtvaardig in moeilijke beslis singen inzake het personeel, waarbij hij altijd recht door zee ging, zowel tegenover superieuren als tegenover ondergeschikten. In juli 1899 krijgt hij een tevredenheidsbetuiging van de minister van Marine voor de ver leende hulp na het aan de grond lopen van de torpedoboot ,,Idjen" in de nacht van 3 op 4 juli 1899. In augustus 1902 wordt hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Toen in oktober 1904 zijn vrouw overleed en ter ruste werd gelegd op het kleine kerkhof aan de voet van de Branda- ris vond commissaris Gerritse dat het geen zin meer had om nog langer aan te blijven en hij vroeg ontslag uit de dienst, hetwelk hem met ingang van 1 juli 1905, op 69-jarige leeftijd, eervol werd verleend, waarbij de minister van Marine dd. 18 mei 1905 schreef: heb ik de eer U bij het verlaten van den dienst mijne tevredenheid 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1977 | | pagina 84