te betuigen voor den ijver en de trouw waarmede gij steeds Uwe ambte
lijke functieën bij het Loodswezen hebt verricht".
Met twee van zijn dochters - de derde bleef op Terschelling achter als
echtgenote van de daar in 1899 als huisarts gevestigde dr. Rinia - verliet
commissaris Gerritse het eiland Terschelling, waar hij negentien jaar
zo prettig had gewerkt en waar het gezin zo'n gelukkige tijd had doorge
maakt, om voor de rest van zijn leven in zijn geboorteplaats Zierikzee
te gaan wonen.
Als hij daar enige jaren woont, wordt hij door Burgemeester en Wethou
ders van Zierikzee verzocht zitting te willen nemen in het College van
Commissarissen over de Slavenkas, de in 1735 opgerichte instelling, die
tot doel had geld bijeen te zamelen om door Barbarijse zeerovers gevan
gen genomen en tot slaaf bestemde Zierikzeese zeelieden vrij te kopen.
Oorspronkelijk was deelneming verplicht voor iedere op ,,een Zierickzee-
sche Coopvaardijschip" varende zeeman, waarbij de te betalen contributie
afhankelijk was van de bestemming van het schip, d.w.z. met meer of
minder kans op een ontmoeting met zeerovers. Hoewel als gevolg van het
bombardement op Algiers door de gezamenlijke vloten van Nederland en
Engeland het in 1816 afgelopen was met de piraterij en het fonds dus geen
geld meer hoefde te voteren voor het vrijkopen van slaven, bleef de Sla
venkas bestaan, waarbij de verplichte deelneming bleef gehandhaafd.
Eerst in 1851 kwam daarin verandering; deelneming kon nu geschieden op
vrijwillige basis tegen een contributie van ,,2j ten honderd van ieders ga
ge". Er werd bovendien een regeling getroffen waardoor het geld aan de
leden zelf ten goede kwam. Zo bepaalde artikel 3 van het reglement van
1851 bijvoorbeeld, dat de deelnemers gerechtigd waren tot een wekelijkse
toelage, hun leven lang! De vier eerstingeschreven schippers en stuur
lieden ontvingen ieder f 2, 55 en de twaalf eer stinge schreven matrozen
ieder f 1,70 per week. Flinke bedragen voor anno 1851 Bij overlijden
van een der Mtrekkende" leden schoof ieder een plaatsje op de ranglijst
op. In 1910 werd besloten geen nieuwe leden meer toe te laten. Voor de
reeds ingeschreven leden was de Slavenkas nu een soort pensioenfonds
geworden met daaraan gekoppeld een zgn. weduwenfonds. In 1941 is de
laatste uitkering betaald; er waren geen „trekkende" leden of weduwen
meer in leven. Het college van commissarissen is toen gaan zoeken naar
wegen om het geld te kunnen gebruiken voor doeleinden die geheel Zierik
zee ten goede zouden komen. Regelmatig kwam het college met voorstel
len bij het stadsbestuur, hetgeen tenslotte resulteerde in de bouw van
twee kleuterscholen en het beschikbaar stellen van geld voor de inrichting
van een speeltuin. Van meer recente datum is de deelneming in de finan
ciering van een maritiem museum.
Dat zowel het college van commissarissen als het gemeentebestuur van
Zierikzee niet van plan is het geld van de Slavenkas renteloos te laten lig
gen, moge blijken uit het feit dat men in 1973 speciaal een „Aanvullend
Reglement voor de Slavenkas te Zierikzee" heeft ontworpen, waardoor
men thans in staat is op volkomen reglementaire gronden (voorheen moest
er wel eens geschipperd worden, omdat het reglement er niet altijd in
voorzag" deel te nemen aan of hulp te bieden bij de ontwikkeling van ob
jecten van algemeen nut.
Maar zover was het nog lang niet, toen mijn grootvader Jozias Dingeman
Gerritse in 1908 commissaris van de Slavenkas werd. Toen hij in 1852
als „jongen" met de „Jan van Hoorn" voor de eerste maal naar zee ging
en zijn eerste bijdrage aan de Slavenkas betaalde, zal hij niet vermoed
hebben dat hij nog eens als commissaris van dit fonds zou optreden. Van
83