„De Zeeuwen en hun taal"? 4) Daarom ga ik - de oplettende lezer heeft dit
inmiddels al begrepen - mijn vergelijkende beschouwing schrijven over de
„Brieven uut Schouwen" van Joös van Jaone en „Bie ons op durp" van Wullum.
In tegenstelling tot de aanhef van mijn kroniekartikel van 1976 (zie boven)
en tot de titel van dit artikel laat ik verder de toevoeging „uut Bru" bij
de auteursnaam weg, omdat de schrijver zijn stukjes nooit anders dan met
„Wullum" ondertekend heeft, behalve eenmaal in 1975, toen hij zijn stukje
over opvoeding met „Wullum Bru" tekende.
DE SCHRIJVERS EN HUN WERK; OVERZICHT VAN HET BESTUDEERDE
MATERIAAL
Welke persoon zich achter de schuilnaam „Joös van Jaone" verborg, is mij pas
dit jaar door de zeer uitvoerige en bereidwillige informatie van de heer A.
van Zijp te Voorburg, neef van de schrijver, duidelijk geworden. „Joös van
Jaone" was niemand anders dan de heer M.J. Kosten, van 1918-1944 de zeer
toegewijde hoofdredacteur van de „Zierikzeesche Nieuwsbode" en ook na de
Tweede Wereldoorlog, tot aan zijn pensionering in 1955, in de journalistieke
en grafische sector op dit eiland werkzaam. Hij overleed 5 oktober 1971 te
Zieriksee op tachtigjarige leeftijd.
„Joös" schreef zijn „Brieven uut Schouwen" ongeveer 25 jaren in de door hem
zo lange tijd geredigeerde krant. De eerste verscheen (blijkens de vriende
lijke mededeling van de heer Van Zijp) in de „Nieuwsbode" van 26 januari
1934 en een van de laatste brieven van „Joös" die ik in mijn bezit heb,
moet geschreven zijn tegen het einde van de jaren vijftig. Blijkens het hier
volgende citaat:
„Zö zaete m'n van de weke op 'n aevend toe 't duuster wier aolef te slaepen,
toe buure Jan binne kwam stuke. Z'n pette die t'n alleene ofdoet a t'n gae
roeste, stieng 'n bitje scheef van weege de verdeelinge van de gemeenten.
Dat zit 'n dwas, in nie weinig",
werpt de gemeentelijke herindeling op Schouwen-Duiveland reeds zijn scha
duwen vooruit. Hier kondigt zich een van de voorboden van een nieuw tijd
perk voor het eiland aan, waarvan „Joös van Jaone" het begin nog heeft mee
beleefd.
Tot mijn spijt heb ik de heer Kosten niet persoonlijk gekend. Wel is in mijn
bezit een brief van 20 maart 1942, die hij mij geschreven heeft als antwoord
op vragen over in de „Zierikzeesche Nieuwsbode" verschenen dialectstukjes.
Zeer belangrijk is, dat hij in deze brief melding maakt van de reeds voor
het begin van deze eeuw verschenen schetsjes van „Jilles Krukel" 5)maar
het grappige in dit schrijven is, dat hij daarin ook de brieven van „Joös
van Jaone" noemt, waarvan hij nota bene zelf de auteur was. Zonder het te
weten had ik dus met de schrijver gecorrespondeerd. De ontraadseling van het
geheim kwam pas jaren later.
Voor dit artikel had ik in mijn eigen materiaalverzameling de beschikking
over de „Brieven uut Schouwen" van 3 augustus t/m 28 december 1934, van 4
januari t/m 31 december 1935, van 9 januari t/m 11 juli 1936, van 2 januari
t/m 31 december 1937, van 18 januari t/m 31 december 1938, van 23 januari
tot eind 1939 (de laatste brief is niet precies gedateerd!), van 27 januari
t/m 21 november 1940, van 5 februari, augustus en 6 september 1941, alsmede
een waarschijnlijk in dit jaar geschreven, maar niet gedateerde brief, en
uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog een tweetal niet gedateerde brieven
113