snel in de taal zijn opgenomen. We noemen hiervan als voorbeelden, we
derom uit een grotere reeks:
a) tehen ut zere been „bitter teleurstellend, ernstig kwetsend en derg."
(Bie ons op durp 10 jan. 1974). In Van Dale's Groot Woordenboek 9e
dr., 2e opl. (1971) is het pas opgenomen in het supplement op pag.
2798 onder het woord zeer;
b) wat is un maens lomp, om dae in te trappen „wat is iemand dom om zich
daardoor beet te laten nemen" en trimmen „trimmen, door grote inspan
ning zich in goede lichamelijke conditie houden".
Beide voorbeelden trof ik aan in een stukje over de door de vorige
minister van Waterstaat, Westerterp, geïntroduceerde „snorfiets".
Van Dale's Groot Woordenboek noemt niet in iets trappen (onder trap
pen blz. 2090) „gemeenzaam", hetgeen erop duidt, dat de uitdrukking
vooral in de moderne spreektaal veel gebruikt wordt.
Trimmen is nog maar amper tien jaar in onze taal opgenomen 50) en het
woord snorfiets is nog zo jong, dat we het in geen van onze hedendaagse
woordenboeken aantreffen.
c) versierten dat op un maniere „versiert hij dat, krijgt hij dat gedaan
op een manier enz.". Bovenstaand zinsgedeelte trof ik aan in een stuk
je over de huldiging van twee Bruse gemeenteambtenaren. Het is duide
lijk dat „Wullum" hier „versieren" gebruikt in de zeer moderne bete
kenis van „(iets) voor elkaar krijgen, in orde maken" (Reinsma, Sig
nalement 262; zie ook 261). De oudste vindplaats voor deze betekenis
is uit 1959, maar heel veel andere door Reinsma opgenomen citaten,
ook voor de beide andere betekenissen, stammen uit de jaren zestig
en zeventig.
d) kenonschoten liepe un bitje uut de and (de) kanonschoten (bij het
regeringsjubileum van koningin Juliana) liepen een beetje uit de
hand, dreigden te mislukken, kwamen niet goed tot hun recht" (Bie ons
op durp sept. 1973)De uitdrukking uit de hand lopen, die ik snel op
gang heb horen maken in studentikoze kringen van de jaren zestig, doet
m.i. eveneens modern aan. Datzelfde zou ik willen zeggen van het door
„Wullum" vaak gebruikte woord rottigeid „rottigheid, kwade praktijken,
smerige streken", o.a. in Bie ons op durp van eind 1973. In datzelfde
stukje trof ik ook in geheel Nederlandse spelling het woord aanleiding
aan. Het voorkomen in de uitdrukking aanleiding heve „aanleiding geven"
maakt het zeer waarschijnlijk, dat we hier te doen hebben met een ont
lening uit ambtelijke taal.
Omtrent het dialectgebruik van „Wullum" in zijn schetsjes „Bie ons op durp"
komen we tot de conclusie, dat hij onbewust de invloed heeft ondergaan van
de stormachtige ontwikkelingen in streek- en landstaal gedurende de laatste
decennia. Hiermee bevestigt hij de waarheid van een oud gezegde, nl. dat de
tijden (snel) veranderen en de mensen met hen. Het menselijk taalgebruik
wordt echter ook gekenmerkt door de boventijdelijke waarheid: „Uw taal maakt
u bekend" (Matth. 26:73). Deze waarheid, aan het licht gekomen in de brieven
van „Joös van Jaone" en de schetsen van „Wullum", is van het grootste be
lang in een tijd waarin het regionaal besef overal lijkt te herleven.
131