aangekondigd door een groep jonge Tsjechische schrijvers die de „Praagse lente" van 1968 voorbereidden. Zie George Theiner in „New writing in Czechoslovakia" 23 (Penguin book 2954, le dr.Harmondsworth (Middle sex) 1969) 13) Zie Dr. P.J. Meertens, Enkele opmerkingen over het vocalisme van het Zeeuws, II in „Taal en Tongval" XXV (1973), afl. 3-4, p. 161/62. 14) Gekwelde grond, Schouwen-Duiveland in ramp en herstel 8 (uitgave van de stichting Nieuw Schouwen-Duiveland z.j.; blijkens het „Ten geleide" van de toenmalige commissaris van de koningin in de provincie Zeeland (a.w. p. 5), jhr. mr. A.F.C. de Casembroot, in 1958 verschenen), en J.C. Reits- ma-d'Ancona, Bruinisse met vlag en wimpel 1468/1968, blz. 78 en volg. (uitgegeven in opdracht van het gemeentebestuur bij het 500-jarig be staan; verder geciteerd als Reitsma-dAncona, Bruinisse). 15) In „Bie ons op durp" van 10 jan. '74 komt „Wullum" terug op de uiterst kritieke situatie te Bruinisse in december 1973. 16) Reitsma-d'Ancona, Bruinisse 38 en 39. 17) Uiteraard was het ook voor „Wullum" niet altijd mogelijk op het poli tieke terrein geen kleur te bekennen. In een schetsje over „troonrede en stemmen" geeft hij een behoedzaam politiek advies en in een ander stukje, aanvankelijk handelend over „un uul" (de vogel)komt het ge sprek op „den Uul", onze vorige premier. 18) Zie J. Kluiver, Het gezin in de „Gouden Eeuw", de op- en aanmerkingen van Vader Cats, in: Buil. Werkgr. Historie en Archeologie Kon. Zeeuwsch Gen. der Wetenschappen, afl. 28 (voorjaar 1978)p. 54-56 (nader geci teerd als Kluiver, in Buil. Werkgr. Hist, en Archeol.). 19) Johan de Brune, Bancket-werck van goede gedachten 2e dl., blz. 296, no. CDLXXVIII (1660). 20) Kluiver, in Buil. Werkgr. Hist, en Archeol., afl. 28 (voorjaar 1978), p. S3. 21) Kron. zeem. (Sch.-D.) 1976 (le jrg.), p. 71. De hier vermelde uitdruk king werd ook gebruikt in een van de Toolse dialectstukjes van „Aorie van 'toekje" (zwarte snjew, Bie ons op Thole, Zier. Nieuwsb. 25-1-35). 22) A. de Vin, Het dialect van Schouwen-Duiveland (proefschrift Leiden 1952), blz. 14 en 65. Verder vermeld als Dial. Sch.-D.. 23) Woordenboek der Zeeuwse dialecten 378 onder het woord jae, jao (bijeen gebracht door de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek onder red. van Dr. Ha.C.M. Ghijsen, Den Haag z.j.; blijkens het nawoord van de redactrice voltooid in aug. 1964). Verder aangehaald als Wdb. Ze. dial. 24) Een belangrijke studie over „Het bewustzijn van dialectverschil" publi ceerde prof. dr. A. Weynen in 1961. Zij werd herdrukt in de bundel „Algemene en Vergelijkende Dialectologie", een verzameling studies van A. Weynen bij gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag uitgege ven door A. Hagen en J. Kruysen (Amsterdam 1975) 25) Hier als M.J. Kosten in zijn „oratio pro domo" n.a.v. zijn 25-jarig jubileum bij de „Zierikzeesche Nieuwsbode" (Zier. Nieuwsb. 5 mei 1933) De jubilaris schrijft hierin,„dat weldra betere tijden mogen aanbreken voor al onze lezers en speciaal voor hen, welke wonen in de Noordgroep van Zeeland, aan de boorden van de Ooster-Schelde" 26) Kron. zeem. (Sch.-D.) 1976 (le jrg), p. 68, noot 11. 27) Aldus dr. P.J. Meertens in zijn studie „Dialectologie en Literatuur" (Album-Prof. Dr. L. Grootaers (1950)p. 154) 28) O.a. door ingezonden stukken in de „Zierikzeesche Nieuwsbode" (op 27 sept. 1938 in dichtvorm „An Joös van Jaone" en in 1957 in proza van 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 135