Merien van 't oekje) en „Ons Eiland" (een inzending van „Jaone" in pro za en een gedicht van mevrouw W. in mei 1973; beide inzendsters waren „Brunaers"). Het belangrijkste is dat al deze bijdragen in dialect, hetzij Schouws of „Bruus", geschreven waren. 29) Dial. Sch.-D. 61. Wdb. Ze. Dial. 888 onder smoeasmoeg met verwijzing naar 887: smie smiejAldaar wordt voor Schouwen smoe:a opgegeven zonder nadere plaats aanduiding. Smoe (naast smie) is niet alleen een typisch Schouws woord, maar vanwege zijn klinker waarschijnlijk ook een oud woord in onze zuidwestelijke dialecten (verg. Middelnederlands soe „zij", Verdam, Mnl. Handwdb. 554, naast s^, aid. 538 als vrouwelijk (en meervoudig) pers. vnw. Nog hier en daar in West- en Frans-Vlaanderen als zoe be kend, zie o.a. prof. dr. P.C. Paardekooper in KFV-Mededelingen (orgaan komitee Frans-Vlaanderen), 5e jrg., nr. 4, maart 1978, blz. 4). 31) Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 9e dr. Den Haag 1970, blz. 46. 32) Bargoens Woordenboek, samengest. door Drs. Enno Endt en Lieneke Frerichs, 2e dr. Baarn z.j. (blijkens het „voorwoord", p. I-IV, in 1974 versche nen), p. 2. Nader geciteerd als Endt-FrerichsBarg. Wdb., 2e dr. 33) Endt-Frerichs, Barg. Wdb., 2e dr., p. 41 en 46. De (door mij niet ver moede) invloed van het Bargoens op het dialect van Schouwen-Duiveland blijkt wellicht slechts eenmaal in het woord besuugele „bedriegen", Br. uut Sch. 4-7-36) 34) Dial. Sch.-D. 7 en 22. 35) Wat graeg „wat graag" doet als woordverbinding zeer algemeen en heden daags Nederlands aan. Vindplaatsen voor het enkele woord graeg „gaarne, met genoegen" waren o.a. Br. uut Sch. 26-1-34 en 18-10-35. 36) Wdb. Ze. dial. 290 onder graeg, graog. 37) Dial. Sch.-D. 44, 46 en 47. 38) Door de aansluiting van Dreischor aan Schouwen in 1374 door het leggen van twee dammen in de Gouwe werd de taaleenheid tussen de beide voor heen afzonderlijke eilanden vanzelfsprekend bevorderd. Zie J.L. Braber, Uit Dreischors verleden, Zierikzee 1975, p. 11 en de schetskaart op p. 13. 39) Zie het ,,in memoriam" voor M.J. Kosten, Zier. Nieuwsb. 7 oktober 1971. 40) Dial. Sch.-D. 7. 41) Dial. Sch.-D. 66. 42) P.C. Hooft, in zijn beschrijving van de tocht der Spanjaarden naar Dui- veland in 1575 (Nederlandsche Historiën, le helft 17de eeuw) gebruikt de aanduiding Philipsland. Zie verder over de naamsoorsprong: Tegen woordige Staat der Vereenigde Nederlanden; 10e deel, Zeeland, p. 564/ 65 (Amsterdam MDCCLIII)De ronding van de klinker in de naam (Sint-) Filips(land)Flip(land) is blijkbaar ook verder verbreid in Zeeland en het zuidwesten van ons taalgebied. Tolen kende Flupje, schrijver van Toolse brieven in de Zier. Nieuwsb. van 1938 en in 1950 tekende ik te Hazebroek (Frans-Vlaanderen) op: Flup(pe) „Flip, Filip(s)" (zie mijn artikel „Taalgemeenschap der oude Nederlanden in Ons Erfdeel III, no. 1 (sept. 1959), blz. 21). 43) Dial. Sch.-D. 55-57. 44) Verg. wandrak(t) „zeer onsympathiek persoon, dwarsdrijver enz." (Dial. Sch.-D. 22 en 25) 45) In de 19e-eeuwse streektaal van Sch.-D. was den droher de werkman in de meestoof die voor het drogen van de meekrap moest zorgen. 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 136