III. „WAT EEN ZEER ZWARE STORM (1 FEBRUARI 1 953) HEEFT LOSGESLAGEN'
Op 20 maart 1953 komen in het Huis van Nassau te Zierikzee samen een aantal
dijkgraven en gezworenen van diverse polders op Schouwen-Duiveland, alsmede
een afvaardiging van de landbouworganisaties, de Zeeuwsche Landbouw Maat
schappij en de Christelijke Boeren en Tuinders Bond. „Tengevolge van de
moeilijke reisgelegenheid waren niet alle polders vertegenwoordigd", zo
staat in het verslag van die bijeenkomst.
Inundatie 1953.
Allereerst vindt een uitwisseling plaats van gegevens over de toestand op
het gehavende Schouwen-Duiveland. Velen ontmoetten elkaar voor de eerste
keer na 1 februari. Het dringt nog eens goed tot de 20 aanwezigen door hoe
ernstig de verliezen zijn, hoe groot de schade is en hoe moeilijk het her
stel zal zijn.
Toch is er geen wanhoop. De gedachte voor één waterschap voor geheel Schou
wen-Duiveland wordt op tafel gelegd. Eveneens wordt het belang onderkend
van een herverkaveling, met het beschikbaar stellen van landbouwbedrijven
in de Noordoostpolder.
Een kommissie wordt benoemd, die een en ander gaat uitwerken. Reeds op 27
maart 1953 gaan schriftelijke verzoeken naar de provincie Zeeland om een
bundeling van de waterschappen te bevorderen en naar de Ministers van Ver
keer en Waterstaat en Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening om het her
stel in „groot verband" te doen plaats vinden en vergezeld te doen gaan
van een herverkaveling met sanering van de landbouwbedrijven op Schouwen-
Duiveland.
20