Inundatie 1953. Een oppervlakte van 2000 ha wordt gevraagd in de Noordoostpolder, opdat landbouwers daarheen kunnen gaan. De op Schouwen-Duiveland vrijkomende grond kon worden gebruikt voor sanering van (te kleine) landbouwbedrijven. Het is duidelijk dat de ramp van 1 februari 1953 de stoot heeft gegeven voor de waterschapsconcentratie. Een doorbraak in een dijk had niet enkel gevolgen voor de betrokken polder. Vaak werden ook de naast gelegen of ach terliggende polders overstroomd. Het gehele gebied heeft een gelijk belang bij goede dijken. Er diende evenwicht te zijn in de sterkte van de zeewering. Voor een ver snipperd dijkbeheer was geen plaats meer. Het bleek ook nu. Gezien de ernstige verwoestingen en de tijd nodig voor het herstel heeft het even geduurd, eer de studie over de gewenste waterschapsconcentratie op gang kwam. Moesten alle taken, namelijk het onderhoud van de zeewering, het beheer van de waterbeheersing en het wegenonderhoud op Schouwen-Duive land in één hand komen? Naarmate de tijd verstreek taande ook de animo hier en daar om de meest ingrijpende concentratie door te voeren. Dit blijkt uit schriftelijke reakties van polderbesturen en gemeenten, aan wie een schema omtrent waterschapsconcentratie, opgesteld door een „voorlopige kommissie", was voorgelegd. De kommissies, in 1954 en 1955 ingesteld om Gedeputeerde Staten te advise ren over de samenvoeging van polders en waterschappen op Schouwen-Duiveland (dergelijke kommissies werden ook ingesteld voor Noord-Beveland, Zuid-Beve land en Tholen)hebben nagegaan of er bijvoorbeeld een zogenaamd dijkring- 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 23