waterschap moest worden opgericht, danwel of er plaats was voor twee wa terschappen, namelijk „Schouwen" en „Duiveland"Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat de oprichting van één volledig eilandwaterschap, dat geo grafisch en waterstaatkundig een eenheid vormt, de voorkeur verdiende. De binnenbeheren van de calamiteuze polders (ontwatering en wegenbeheer) dienden in het nieuwe waterschap te worden opgenomen. De buitenbeheren (de zeeweringen) kwamen wel onder het nieuwe waterschapsbestuur, maar bleven financieel zelfstandig. Deze regeling bleef, zoals reeds eerder vermeld, van kracht tot 1 januari 1978, toen de wet op de calamiteuze polders werd ingetrokken en is vervangen door een algemene regeling inzake bijdragen van het Rijk en de provincie in de kosten voor gewoon en buitengewoon on derhoud van zeeweringen. Bij de waterschapsconcentratie werd bepaald, dat het verschil in hoogte van de polderlasten diende te verdwijnen en dat de bezittingen en schulden ten bate en ten laste van de ingelanden van de opgeheven polders dienden te worden gebracht. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een en ander vormde Steenstorter lost stort steen. (Vat aan de zeewering bij Weversinlaag 8 februari 1974) namelijk een ingewikkelde materie, die voor Schouwen-Duiveland kon worden opgelost door de plussen en minnen te brengen op de zogenaamde lijst van geldelijke regelingen van de herverkaveling. De oorspronkelijke verschillen 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 24