vissen, nadat de mossels verwaterd zijn (wat betekend, de mossels gelegen
heid te geven, om in het zeewater liggend, hun zand wat tijdens het vissen
naar binnen is gekomen, weer uit te spuwen)ze op een plaats vlakbij Ier-
seke weer op. Ze worden dan in de loodsen geschoond en via grote transport
auto's wordt België en Frankrijk weinige uren later van het Zeeuwse produkt
voorzien.
Het ligt voor de hand dat een geïsoleerd gebied als Zeeland, reeds vroeg
lokale scheepstypes moet hebben gehad, die door de aard van de te bevaren
wateren, de vereisten van het bedrijf en de eigen voorkeur van de plaatse
lijke vissers hun vorm hebben gekregen.
Hierover is echter weinig bekend, slechts in de loop van de 18e eeuw kun
nen met zekerheid bepaalde inheemse Zeeuwse scheepstypes voor de kustvis
serij geïdentificeerd worden, die men met de term platbodem kan aanduiden.
En van deze tijd af is de platbodem het kenmerkende schip van de Zeeuwse
wateren gebleven. Op enkele oudere prenten en schilderijen van Zeeland
ziet men nog wel eens ronde schepen afgebeeld, waaruit blijkt dat in Zee
land niet altijd platbodems gebruikt zijn. Op het schilderij „Gezicht op
Zierikzee" uit 1506 komt een rond vissersschip voor, een zgn. pink. Dit
type, dat van de 17e tot de 19e eeuw kenmerkend was voor de Noordhollandse
stranden, werd dus vroeger ook in Zeeland gebruikt. Ook op de tekening
Model van een hengst,gemaakt langs de oever van de Mester schelde 1900.
Maritiem museum te Zierikzee foto Johan D.C. Berrevoets)
30