Thoolse hoogaars zoals er zovelen op de Westerschelde voorkwamen3 varende langs
de kaoie1913.
„Zelandiae Descriptio" vinden we hetzelfde type. Andere scheepstypen worden
alle met de term „mosselscheepjes" afgedaan. De laatst gebruikte echte
Zeeuwse platbodems zijn de hoogaars in zijn verschillende varianten. Deze
waren afhankelijk van welke Zeeuwse werf ze kwamen. De hengst had als va
riant de lemmerhengst, die men vroeger een „kwee" noemde, omdat dit een
kruising was van hengst en lemmeraak. Ook de schouw was eveneens in vele
varianten bekend, evenals de boeieraak.
Toch trof men in Zeeland ook nog andere types aan, maar die werden uit an
dere gewesten ingevoerd; door allerlei omstandigheden, zoals visgrondver-
lies of rampen werden ze naar Zeeland verkocht. Zo deed het type „blazer"
pas zijn intrede naar deze regio, (voornamelijk Goeree en Ouddorp) na de
ramp van 1883 in het vissersplaatsje Paesens-Moddergat aan de Friese kust,
waar een zware storm bijna de gehele vloot vernietigde en de restanten
naar hier werden verkocht. De „botter" komt van de voormalige Zuiderzee,
evenals de schokker, lemmeraak en wieringeraak.
Het is opmerkelijk dat bepaalde Zeeuwse scheepstypes vlugger verdwenen dan
de andere. Zo was het aantal „schouwen" en „boeieraken" 1940 op "*één hand
te tellen, terwijl de hoogaars en de hengst zich hebben gehandhaafd tot
1950. Nog altijd kan men, zij het verbouwde en verbasterde, hoogaarzen
en hengsten vinden in de pleziervaart.
In het geheel genomen schommelde het aantal vissersvaartuigen in de jaren
1927-1930 tussen vijfhonderd-vijftig en zeshonderd eenheden, waarvan ruim
31