honderd-vijftig met motorkracht. De schouw en de hoogaars waren steeds overnaads gebouwd, veelal ook om het zgn. buiswater wat tegen te gaan, wat niet belet dat ook zgn. gladboordige te water werden gelaten. De hengst was een mengtype, terwijl de lemmerhengst en bóeieraak gladboordig waren. Frappant was, dat langs de boorden van de Oosterschelde en in Arnemuiden in hoofdzaak hoogaarzen werden gebouwd. In Zierikzee is, zolang de kleine wer ven hebben bestaan, nl. van 1857 tot 1929, nooit een hengst gebouwd, in tegenstelling tot de werven langs de Westerscheldewaar in hoofdzaak heng sten werden gebouwd. Zo lagen er rond 1900 wel honderd hoogaarzen in de haven van Tholen en eenzelfde hoeveelheid hengsten in de haven van Clinge! Ook Arnemuiden kende praktisch alleen de hoogaars. Als gevolg hiervan werd in hoofdzaak het type hoogaars door het Protestantse deel der Zeeuwse vis sers bevaren, en de hengst door het Rooms Katholieke deel. Het patroon was bij allen gelijk, nl. voorplecht (los of vast) ruim, roef en stuurkuip. Het tuigage kwam onder twee vormen voor, nl. spriettuig, dat het oudste was, en het bezaantuig. Na de stormramp van 1924, waardoor de vloot van Arne muiden vele van zijn schepen en bemanningen verloor, schakelde men groten deels over op bezaantuig, daar dit tijdens opkomende storm gemakkelijker te hanteren was. De Zeeuwse schepen onderscheidden zich van de overige vis sersschepen der lage landen door hun bijzonder karakteristieke vormen en lijnen. De verschillende soorten kwamen, zoals gezegd, in een aantal va rianten voor naarmate de bouwplaats en de opvatting van de opdrachtgever. Interessant is misschien de vermelding dat mijn grootvader in 1906 te Tho len een hoogaars liet bouwen welke geheel zeil- en visklaar de som van 2.800,moest opbrengen! De houtbouw voor de visserij is nu geheel ver dwenen, en de vormen werden ook niet in ijzeren vissersschepen overgenomen. De nieuwe Zeeuwse vissersschepen zijn een produkt van de moderne standaar disatie, aangepast aan hun bijzondere eisen. De opvolgers zijn de zgn. „kotters", schepen met steile stevens, ook in vele varianten, die het beeld der vissershavens nu beheersen. BRONNEN EN LITERATUUR Archief vissersvereniging „Helpt Elkander" te Zierikzee. Catalogus tentoonstelling „Zeeland, schepen en scheepvaart" Antwerpen, 1961 samengesteld door J. van Beijlen. S.J. v.d. Molen, Vissers van Wad en Gat (1962). Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, Zeeland, 10e dl, 1753. Dr. W.S. Unger, De Tol van Iersekeroord (1939). Verslag Kamer van Koophandel en Fabrieken te Zierikzee 1879. Verslag van de toestand der gemeente Zierikzee vanaf 1857 tot 1927. „Zeeuws Tijdschrift" 13e jaargang, nummer 4 en 22ste jaargang, pagina 252. „Zierikzeesche Nieuwsbode" van 11 febr. 1965 en 24 sept. 1965. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 34