„DE NIEUWE VISSCHERIJ" TE ZIERIKZEE 1818-1835 EEN WEINIG SUCCESVOL NEGENTIENDE-EEUWS INITIATIEF DOOR E.W. SMIT Op zondag 28 november 1819 werd door vertegenwoordigers van de belangrijk ste godsdienstige groeperingen in Zierikzee een visserspreek gehouden waarbij de zegen Gods werd afgesmeekt over de ondernemingdie de aloude stedelijke welvaart, teloor gegaan door het verval van de vorige visserij, zou doen terugkeren. Olivier Groeneyk schreef hierover in zijn Kroniek van Zierikzee" het vol gende: ,fie eersten December daar aan volgende, hadden wij het genoegen om, op den middag de navolgende onze nieuw aangebouwde Visch-schepen uit onze Raven, voor de zoogenaamde Beug, of wintervaart, naar zee te zien vertrek ken; te weten: Willem de Eerste, 't Eiland SchouwenZeeland, De Zierik- zeesche VisscherijDe Stad Zierikzee, Zierikzeesch Welvaren en Pieter Mogge. Sommige dezer schepen hadden reeds een of meerdere Zomerreizen ge daan. Het uitzeilen dezer kleine vloot, waarbij een aantal toeschouwers, zoo op de Rieuwe Haven, als op de Havendijken tegenwoordig waren en de beste wenschen aan de schepelingen toeriepen, was allerverrukkendst ALGEMEEN TIJDSBEELD Zoals overal in Nederland bracht de tijd na de Franse overheersing vele problemen met zich mee voor Zierikzee. Handel en nijverheid waren tijdens de Franse tijd vrijwel lamgelegd, terwijl er voor de visserij nog twee on bruikbare vaartuigen waren overgebleven. Toch kunnen we wat het verloop van de vissersvloot betreft niet alle schuld aan de Fransen geven. Reeds in het begin van de 18e eeuw werd er geklaagd over een tekort aan schippers, stuurlieden en matrozen om de visserssche pen, dan nog bijna tachtig stuks, te bemannen. In het jaar 1747 was het aantal vishoekers 1) al teruggelopen tot 53 en daarna ging het snel berg afwaarts. Ook de premies in 1772, bedoeld om de visserij te ondersteunen, bleken niet in staat het getij te keren. Tegen het einde van de Republiek was er van de Zierikzeese visserij dan ook niet veel meer over, en het overschot van deze eens zo florerende bedrijfstak moest tijdens de Franse overheersing het loodje leggen. Toch hebben de bewoners van Zierikzee zich niet zonder meer bij de toestand neergelegd. Reeds in 1815 werden de havenwerken hersteld, terwijl verder tal van pogingen gedaan werden om al dan niet met overheidssteun de Zierik zeese economie weer op gang te brengen en de schrijnende armoede waaraan een groot deel der bevolking bloot stond (in de winter van 1816 moest de helft van aalmoezen leven)te verminderen. „DE NIEUWE VISSCHERIJ" Om de armoede te verminderen en de werkgelegenheid te verbeteren werd daar om in de gemeenteraadsvergadering van 12 januari 1818 besloten tot de op- 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 35