Daar het de bedoeling was om de vloot ieder jaar met vier schepen uit te breiden tot het aantal van zestien stuks bereikt zou zijn, werden in 1819 wederom vier schepen op stapel gezet. In de loop van 1819 werden gebouwd de schepen t Eiland Schouwen", „Pieter Mogge", „Zeeland", „De Kroonprins". Hiervan werd de „Zeeland" door Willem Mommaas gebouwd en de andere drie schepen door Wouter van der Vliet, die zijn personeel hiervoor danig moest uitbreiden. Ook voor 1820 stonden vier schepen op het programma, waarvan er door de slechter wordende omstandigheden maar twee werden gebouwd, nl. de schepen „De Vrede" en „De Hoop", wederom door Wouter van der Vliet. Niet gebouwd werden „De Wisselvalligheid" en „De Doggersbank" Uit het feit dat na 1818 geen schepen meer te Vlaardingen en Maassluis be steld werden, blijkt reeds dat men over het werk aldaar (vooral dat van Ewoud van der Hoog) niet bijster te spreken was. Bovendien was een der doel stellingen van de onderneming de stadswelvaart en de stedelijke industrie te bevorderen en dat kon beter als men de schepen hier liet bouwen. Ook kon op deze manier beter toezicht op de bouw gehouden worden. In 1820 werd nog wel een schip aangekocht (het enige aangekochte schip)nl. de „Elisa beth en Jonge Cornelis", eigendom van de heer C.A. Fortuin, predikant te Amsterdam. Het was nog maar enkele jaren oud en in zeer goede staat. De inventaris was in de vraagprijs van 12.000,inbegrepen. Het schip lag te Vlaardingen. Men was van plan het om te dopen in „De Haringvissche- rij"; men had nl. de intentie het vooral voor de haringteelt te gebruiken, waarvoor het ook was ingericht. Hoewel de Commissie van Toezicht verwoede pogingen deed de vraagprijs omlaag te krijgen, had dit geen succes. Het is de vraag of deze aankoop nu financieel wel zo handig was, vooral daar de nieuwbouwkosten van een vissersschip beduidend lager lagen. Het schip „De Haringvisscherij" was een hoekerbuisschip 10) en had geen bun 11).Het kon dus niet voor de verse teelt gebruikt worden. Dit was één van de rede nen dat het later als een van de eerste schepen werd afgestoten. PROBLEMEN BIJ DE BOUW DER SCHEPEN Daar de Commissie van Toezicht wel uit notabelen, maar niet uit deskundigen op het gebied van de scheepsbouw bestond, was het uitoefenen van controle op de werkzaamheden altijd erg moeilijk en vaak indirect. We zagen reeds dat aan een zekere Hugo Calisvaart de controle op de bouwwerkzaamheden te Vlaardingen en Maassluis opgedragen werd. Vaak werden dan ook afwijkingen van het bestek geconstateerd. Zo ontdekte de heer A.J. van Borrendam, die vergezeld van een deskundige, als lid van de Commissie van Toezicht een inspectiereis naar Vlaardingen en Maassluis maakte, dat scheepsbouwer Ewoud van der Hoog inferieur hout gebruikte. Na dat dit ter ore van de andere commissieleden gekomen was, wensten deze niet meer dan 6.600,voor het schip te betalen i.p.v. de overeengekomen 8.300,Ewoud van der Hoog ging hier evenwel niet mee accoord. Na veel touwtrekken en geharrewar werd tenslotte met de vader van deze Ewoud over eengekomen om 6.800,te betalen. Aan het schip zouden dan nog een aan tal verbeteringen aangebracht worden. Ook bij de andere schepen kwamen af wijkingen in het bestek nogal eens voor; zo waren bij het schip „De Stad Zierikzee", dat door Willem Mommaas werd gebouwd, de inhouten tekort afge zaagd, waardoor de boeien 12) 7 duim te laag zouden worden, hetgeen gevaar voor de bemanning kon opleveren. Ook stond in het bestek van het schip „De 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 41