Op 19 september 1826 weigerden drie matrozen van het schip „De Stad Zierik- zee" uit te varen. Hiervoor werden zij opgesloten in het Gravensteen. Bij nader onderzoek bleek echter dat hun schipper, Brobbel geheten, de schul dige was. Hij was op zijn reis naar de visgronden van de koers afgeweken en naar „Hitland" Shetland) gevaren, waar hij volstrekt niets te zoeken had. Aldaar had hij verboden handel gepleegd (alle schippers moesten bij hun indiensttreding beloven geen sluikhandel te plegen, daar dit de door koning Willem I ingestelde visserijpremie van 500,per jaar voor elk schip dat het hele jaar in de beug- of haringvisserij werkzaam was in ge vaar bracht)Verder was hij zo dronken geworden dat hij schip en beman ning in gevaar gebracht had. Toen hij door de Commissie van Toezicht ter verantwoording werd geroepen, gaf hij dit ook toe. Nadat hij was ontslagen, werd de stuurman van dit schip voor de volgende reis tot schipper benoemd en waren de moeilijkheden opgelost. Dat de angst voor het verlies van bovengenoemde visserijpremie niet denk beeldig was, bleek reeds het volgend jaar. Door geconstateerde sluikhandel van de bemanning van het schip „De Vrede" op de Engelse kusten, werd de premie over het jaar 1827 geweigerd. SOCIALE ZORG Daar in deze tijden van sociale wetgeving nog geen sprake was, kwamen ont slagen e.d. erg hard aan. Zo was een schipper, die wegens overmatig drank gebruik ontslagen was, op de liefdadigheid aangewezen. Voor hem en zijn gezin betekende dit meestal bittere armoede. Behalve ruzie en overmatig drankgebruik was ook gebleken ongeschiktheid een mogelijke reden voor ont slag. Zo werd Hendrik Reedijk als schipper ontslagen omdat hij weliswaar een goed schipper maar een ongelukkig visser was. Hij werd opgevolgd door een zekere Cornelis Vrijland. Ook deze werd echter na enige tijd van zijn functie ontheven wegens overmatig drankgebruik. In plaats van ontslag volg de echter degradatie tot gewoon matroos. Is men tegenwoordig bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij invaliditeit of tijdelijke arbeidsongeschiktheid verzekerd van een uitkering die in elk geval in de eerste levensbehoeften volledig voorziet, toen lagen de zaken volledig anders. Zieke matrozen kon men niet gebruiken en het was al een heel voorrecht als iemand van de Commissie van Toezicht een goed woordje wilde doen voor een te oud geworden zeeman om hem op die manier van een baantje aan de wal te verzekeren. Dit gebeurde bv. Stoffel Walthof, die om zijn hoge ouderdom als schipper eervol werd ontslagen. Om toch enigszins aan de kost te kunnen komen, werd hem door de Commissie van Toezicht het baantje van „prikteller" (het aftel len van de voor ieder schip bestemde hoeveelheid prikken 20) en de verzor ging van deze prikken in de prikweel) aangeboden. Het probleem was dat reeds iemand in deze functie werkzaam was nl. een zekere Leendert Wallast. De oplossing voor dit probleem was erg eenvoudig. Beiden zouden om toer beurt een week als zodanig werkzaam zijn; alleen het loon moest sa men gedeeld worden. Daar deze situatie voor geen van beiden erg gunstig was, werd toen de omroeper van de visafslag overleden was, Stoffel Walthof als zodanig benoemd. Stoffel stond waarschijnlijk in een goed blaadje bij de Commissie van Toezicht. In de winter werden vaak de armen aan het nettenbreien gezet, welke nodig 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 47