In de loop der jaren werden nogal eens bezuinigingen ingevoerd. Zo bepaalde
men bv. in 1819 dat de lampen aan boord met traan gestookt dienden te wor
den in plaats van met lampolie. Dit traan verkreeg men door de lever van de
kabeljauw in een vat te gooien en te laten staan. De traan kwam dan vanzelf
boven drijven.
Ook werd de suggestie gedaan om het bier, dat vrij kostbaar was, te vervan
gen door koffie en thee. Per jaar waren maximaal 26 halve vaten bier toe
gestaan per schip die 117,kostten. Zou men nu maar 10 halve vaten mee
nemen en de overige 16 door koffie en thee vervangen, dan leverde dit per
schip een bezuiniging op van 39,12. „Wij zouden in consideratie geven of
daar nu tog eenmaal de menschen aan die schadelijke koffy en theedranken
gewoon zijn en algemeen boven den gezonden en versterkenden bierdrank wor
den verkozen, wij niet het bier door dezelve konden laten vervangen, zoo
niet geheel ten minsten voor het grootste gedeelte" stond in het rapport
van de derde afdeling van de Commissie van Toezicht te lezen.
Daar men er de bemanning kennelijk nog een plezier mee deed, werd deze be
zuinigingsmaatregel ook daadwerkelijk uitgevoerd.
STRANDINGEN
Niet alleen voor de bemanning hielden de lange tochten met kleine zeilsche
pen risico in, ook de schepen zelf hadden het vaak zwaar te verduren. Om in
het onderhoud en de vervanging van alles te voorzien was dan ook een apart
fonds opgericht, het zgn. inaliënabel fonds. Was de schade aan de nalatig
heid van de bemanning te wijten, dan kon deze zelfs verplicht worden om aan
het herstel mee te betalen.
Meestal betrof het schade aan de zeilen of aan de tuigage, maar ook kwam
het wel voor dat een schip aan de grond liep. Het was dan wel zaak de juis
te beslissingen te nemen daar gevaar voor totaal verlies niet denkbeeldig
was
Zo liep op 1 november 1826 het schip Willem I 's avonds tussen Oostkapelle
en Vrouwenpolder op het strand. Om kosten uit te sparen wilde de Commissie
van Toezicht geen gebruik maken van de diensten van de strandvonderijDe
ze instelling hield zich vooral bezig met het bewaren van aangespoelde goe
deren en het houden van toezicht op gestrande schepen, die anders leegge
roofd werden.
Nadat de scheepstimmerman Wouter van der Vliet geconstateerd had dat de
schade meeviel, besloot men het schip bij hoge vloed vlot te trekken. Daar
toe werden de gaten van het bun dichtgestopt en het bun zelf leeggepompt,
zodat het schip meer drijfkracht kreeg. Het lukte inderdaad het schip vlot
te krijgen, maar de onkosten bedroegen in totaal toch nog altijd 1.506,95.
Op 1 februari 1828 was het weer mis. Toen liep het schip ,,'t Eiland Schou
wen" op de plaat „Onrust". Behalve de 1.500,lostrekgeld, die betaald
moest worden, was er nog voor 1.499,15 schade. Omdat de financiële toe
stand van de onderneming toch al niet zo rooskleurig was en men bovendien
door personeelsgebrek gedwongen was een aantal schepen werkloos in de Oude
Haven te laten liggen, werd besloten het schip voorlopig niet op te knappen,
maar hiermee te wachten tot betere tijden.
Natuurlijk hadden ook anderen wel eens de pech met hun schip in moeilijkhe
den te raken. Zo werd op 21 november 1824 door Jan van Duren, schipper van
„De Hoop" met gevaar voor eigen schip en bemanning, assistentie verleend
47