3. Oorzaken gelegen in de visserij zelf. Hier wenste men de volgende wijzi gingen: a. De schepen moesten voortaan de verse teelt op 20 december van het jaar aanvangen b. De schepen zouden steeds voor 5 a 6 weken victualiën meenemen om naar omstandigheden langer of korter weg te blijven. Verder zouden meer bijbels en psalmboeken aan boord moeten zijn (Door het bijbelgenootschap op Schouwen en Duiveland waren destijds per schip al 6 bijbels aan de equipage uitgereikt) en mocht er niet meer gevloekt en ge zworen worden. Ook moest een morgen- en avondgebed worden ingevoerd, evenals het danken voor en na het eten. 's Zondags zou een godsdienstoefening gehou den worden. Het gebruik van sterke drank door het scheepsvolk moest sterk in het oog gehouden worden. c. Vereenvoudiging van de kostbare administratie der „Nieuwe Visscherij Behalve deze punten wilde men ook enige aandacht besteden aan de toekomsti ge vissers (de kinderen van de huidige vissers) 1. Men wilde ze leren schrijven, lezen en rekenen. 2. Het onderwijs zou gratis moeten zijn. 3. Men zou ze enige stuurmanskunst en kennis der zeevaart bij moeten brengen. 4. Godsdienstonderwijs. 5. Aan iedere jongen diende „een zeevader" gegeven te worden. Hieronder werd verstaan een schipper die de jongens enig onderricht zou geven op het gebied van zeevaartkunde en visserij. De boekhouders van de onder neming waren belast met de aanwijzing van hiervoor geschikte figuren. 6. Het opstellen van een lijst van eisen waaraan toekomstige schippers zou den moeten voldoen. Ook werd het nuttig geacht dat door de bevoegde au- thoriteiten een attest zou worden afgegeven, betreffende het zedelijk gedrag van de schipper. 7. Het benoemen van een aparte commissie om al deze verbeteringen door te voeren. In de praktijk kwam er van al de gesuggereerde hervormingen maar bar weinig terecht. Ook blijkt uit bovenstaande punten duidelijk de behoefte aan een visserijschool. Deze is er echter nooit gekomen. Het duurde zelfs tot 1878 voordat te Scheveningen de eerste Nederlandse visserij school werd opgericht. Thans zijn de dichtstbijzijnde visserijscholen voor toekomstige vissers in Zeeland die te Vlissingen en die te Stellendam (Goeree-Overflakkee) Reeds in 1823 bleven vijf schepen stil in de Oude Haven liggen. Deze schepen werden ook nog voortdurend geplunderd, zodat de gemeenteraad adviseerde ze maar te verkopen, vooral het schip „De Haringvisscherijomdat het geen bun had. Ook zouden de delen van de tuigage e.d. die gemakkelijk te stelen wa ren tijdelijk in een pakhuis opgeslagen dienen te worden. De Commissie van Toezicht was het met dit alles totaal niet eens. Alleen in de verkoop van het schip „De Haringvisscherijwilde zij wel toestemmen. Dit schip zou bij verkoop, inclusief de haringgereedschappen 3.329,op moeten brengen. Een behoorlijke afschrijving voor een schip dat slechts luttele jaren daar voor voor 12.000,was aangekocht. Ook pogingen om van de gemeente financiële steun los te krijgen om de te korten te dekken, liepen op niets uit. Men kreeg het advies om de gelden 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 55