haven aangelegd, van waaruit nog tot het midden van de achttiende eeuw schepen ter haringvangst voeren. In zijn Kroniek van Zeeland uit 1696 ver meldt Smallegange over deze haven nog het volgende: „Het dorp Burgh is voorzien met een haven aan Burghsluis, dienende niet alleen voor deszelfs ingezetenen en landsaten, maar ook voor d'andere nabijgelegen dorpen en gewesten, om haar gewas en bestialen te kunnen afschepen, en hare behoef ten van buiten ontvangen". De hierbij afgedrukte plaat van de oude haven van Burghsluis is eveneens uit de Kroniek van Smallegange overgenomen. Ervan uitgaande dat deze afbeelding enige gelijkenis vertoont met de toe stand van weleer, zal nog een ieder die plaatselijk bekend is, tevergeefs zoeken naar enige gelijkenis met de toestand van vandaag. In de loop der eeuwen werd de kust van Schouwen door dijkvallen zwaar geteisterd, waardoor zich ook bij Burghsluis en omgeving grote veranderingen voltrokken. Zo trof in 1772 een dijkval de haven, nadat ter plaatse ook in 1750 reeds land ver loren was gegaan. Van de inlagen die toen mede verloren gingen, is de te genwoordige Westbout nog een overblijfsel. Het gevolg van een en ander was, dat in 1772 de Westhoek opnieuw zijn haven verloor. De uitwateringssluis, waaraan Burghsluis zijn naam ontleent, is tot 1957 in funktie gebleven. Toen werd hij gesloopt en niet meer herbouwd. Bijgaande foto uit 1974 laat de toestand buitendijks zien. De toen nog aanwezige houten schermwand be schermde de voormalige sluis tegen golfslag vanaf de zeezijde. Alleen een deel van de nederzetting die destijds bij de haven ontstond, is nog overgebleven. Er rest nog een straatje dat aan één zijde is bebouwd en 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 63