DE RAMP VAN 1 FEBRUARI 1953,
EEN KWART EEUW GELEDEN;
AANTEKENINGEN BIJ EEN DETAILRAPPORT VAN (WIJLEN)
G. J. VORSTHEUVEL LABRAND
DOOR M.J. BIJ DE VAATE
Op 1 februari j.l. werd het feit herdacht, dat een kwart eeuw geleden Zuid
west-Nederland, en in het bijzonder Schouwen-Duiveland, in hevige mate door
het stroom- en vloedgeweld werd getroffen. Bij het overstromingswater voeg
de zich een vloed van tranen om menselijke en materiële verliezen als ge
volg van deze ramp, die veel zekerheden omver wierp en gevestigde opvattin
gen aan flarden sloeg.
Een herdenking in een sfeer van soberheid, die het gruwelijk gebeuren ver
eiste, heeft opnieuw de aandacht gevestigd op dit uitzonderlijk natuurge
beuren, toen en nu bezien met enige retrospektieIn dit geval dringt zich
een zekere analogie op met een ander katastrofaal gebeuren: de slag om Arn
hem, waarover nog altijd geschriften en boeken verschijnen, die soms pogen
een algemeen beeld te schetsen, vaak ook het licht werpen op deelgebeurte-
nissen. Men is kennelijk nog niet uitgeschreven over die beruchte door de
geallieerden verloren slag en misschien geldt hetzelfde voor de februari
stormramp. Het aantal publikaties zal ook in de toekomst nog blijven groei
en.
Toch blijft de vraag of ooit „het verhaal" van de ramp zal worden geschre
ven, omdat de oorzaak wel voldoende geprofileerd kan worden aangegeven,
maar er toch sprake is van een veelvormig gebeuren, zij het met sterke en
smartelijke punten van overeenkomst. Dat vindt zijn oorzaak in de meervor-
mige wijze, waarop de mensen - ieder immers in zijn eigen omgeving en op
zijn of haar manier - die ramp ervoer.
De ervaringen van de mens in het rampgebeuren bepalen „het gezicht" van de
ramp in het licht der historie. De ramp in zijn vernietigende verschijning
kende op zich echter ook varianten op het thema van vernieling en verwoes
ting.
Er zijn verschillen in tijdstippen en uiteraard plaatsen in het zich vol
trekken van het rampgebeuren. De ramp te Zierikzee en Brouwershaven - om
enkele voorbeelden te noemen - voltrok zich anders dan in de polders van
Schouwen en van Duiveland. In laatstgenoemde polders voltrok de ramp zich
in zijn meest vernietigende kracht en daar vielen ook de meeste slachtof
fers. De polder Duiveland werd van twee kanten door immense watergolven
overspoeld, die zich baanbraken door de dijkgaten te Ouwerkerk (zuidkant)
en Stevensluis-Sirjansland (noordkant)Had Ouwerkerk zwaar te lijden door
het zich reeds in de eerste doorbraakfase baanbrekend water, te Nieuwer-
kerk ontmoetten de waterbergen elkaar vlakbij het dorp en maakten vernie
tigende krachten vrij, die met die van een aardbeving te vergelijken waren.
Zijn er in latere - en toch duidelijk veiliger - perioden na de ramp vei
ligheidsmarges genoemd ten aanzien van het optreden van een stormramp, die
met 1953 vergelijkbaar zou kunnen zijn: eens in de 100, eens in de 500 en
zelfs eens in de 10.000 jaar, vóór 1953 was daar - ook in waterstaats- en
waterschapskringen - geen sprake van, en zeker niet bij de grote massa.
Deze was opgevoed met de „zekerheid" dat de dijken sterk waren, wat ze in
5