Van de zonen van Jacob van der Klooster was -zoals al eerder werd opgemerkt- Andries de enige zoon die een vaste baan had. Zijn kleinzoon was in 1974 nog als lichtwachter werkzaam bij de kustverlichting in Ouddorp. Dirk van der Klooster is een buitenbeentje in de familie geweest. In tegen stelling tot de meeste van zijn andere broers werkte hij nog wel eens bij een boer. Een verklaring voor deze buitenissigheid moet worden gezocht in het feit dat hij getrouwd was met Maria Timmerman, die destijds plaatse lijk beter bekend stond als Mie van Jan van Teun. Ze was de dochter van een kleine boer. Vandaar dat Dirk in het dagelijks leven ook wel „baes Piet" werd genoemd. De zonen van „den ouwen Dirk" van der Klooster -bijgenaamd „den Witten"- Marien en Dirk, zijn ware vrijbuiters geweest, die van geen baas wilden weten. Als het slap was met de strandingen en de spoeling wat al te dun dreigde te worden, gingen de Kloosters achter de zeehonden aan. Ze werden met netten gevangen en verkocht aan dierentuinen. De dieren die niet levend verkocht konden worden, werden geslacht. Uit het spek werd traan gekookt, die verkocht werd voor de zeepfabrikage. De andere bewoners van „het ouwe sluusje" waren met deze bezigheden niet bijster ingenomen, want de traan- kokerij verspreidde een enorme stank. Maar voor de Kloosters lagen de mo gelijkheden om aan de kost te komen nu eenmaal niet voor het opscheppen. Ze verkochten ook wel zeehondentraan aan boeren, die er de garelen van hun paarden mee insmeerden. Ook voor „pielstaertolie" kon men bij de Kloosters terecht. Het was destijds een probaat middel tegen spieraandoeningen, spit, rheuma enz. Pielstaertolie was afkomstig van de lever van de pijlstaartrog, die toen nog in grote hoeveelheden in het mondingsgebied van de Schelde voorkwam Burghsluis was destijds vier vissersschepen rijk. De „vloot" bestond uit twee blazers, een hoogaars en een hengst. De blazer HS.l was van de gebroe ders Marien, Nelis en Dirk van der Klooster Jzn.de hoogaars HS.2 was van C. van der Klooster. Eigenaar van de blazer HS.3 was M. van der Klooster en eigenaar van de hengst HS.4 was D. van der Klooster Dzn. Behalve de jacht op zeehonden visten ze ook wel op platvis. In het najaar vervoerden ze met hun scheepjes suikerbieten naar de fabriek in Bergen op Zoom. Ze voeren dan als regel vanaf die plaatsen langs de kust, waar de gro tere schepen niet konden komen. Als zich daartoe een mogelijkheid voordeed, kochten ze ook wel eens een houten tjalk, die ze, nadat de bietenkampagne was afgelopen, sloopten. Van het afkomende hout hielden ze het voorjaar daarop koopdag. Aldus wisten de Kloosters op allerlei manieren aan de kost te komen. Een heel enkele keer viel hen nog wel eens een uitzonderlijk buitenkansje ten deel waarover zelfs jaren later in de Westhoek nog wel eens over werd ge praat. Met een van deze voorvallen wil ik mijn verhaal over Burghsluis en het geslacht Van der Klooster besluiten. Van huisuit waren het gelovige mensen en trouwe kerkgangers. Zo gebeurde het op een zondagmorgen in het jaar 1910, dat tijdens een preek in de kerk van Burgh de kerkdeur plotseling werd geopend en iemand zomaar naar binnen riep: „der drieft een walvis nae de kant:" Deze vrij oneerbiedige kreet kon maar voor één groep mensen zijn bestemd, de Kloosters. Aan hun devote aan dacht kwam dan ook een even snel als onverwacht einde. Als één man stonden ze op en liepen de kerk uit, predikant en overige kerkgangers vermoedelijk in stomme verbazing achter latend. De Kloosters van hun kant veronderstel den wellicht dat de Voorzienigheid het zo voor hen had voorbeschikt en dat een nadere uitleg van hun plotselinge en eensgezinde reaktie daarom over- 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 81