bodig was. Hoe het ook zij, de afstand tussen Burgh en Burghsluis werd in
snel tempo afgelegd. Of ze zich de tijd gunden hun zondagse kleren tegen
werkplunje te verwisselen lijkt twijfelachtig. Binnen de kortste tijd waren
de blazer HS.3 en de hoogaars HS.2 de haven uit en bij de Punt aangekomen,
zagen de Kloosters de vis drijven. Het bleek een dode blauwe vinvis te zijn
met een lengte van ongeveer 25 meter. Het dier werd op sleeptouw genomen en
bij de Westbout tegen de dijk aangedrukt, maar wel zodanig, dat tussen de
vis en de dijk de blazer van Marien van der Klooster lag. Op die manier
kregen de kijklustigen vanaf de zeedijk maar weinig van de vis te zien. Be
langstellenden waren er overigens genoeg; van heinde en verre stroomden ze
toe. Voor een dubbeltje per persoon mocht men op de blazer van Marien naar
de vis komen kijken. Men mocht er dan zelfs over lopen. Het voorval heeft
de Kloosters heel wat dubbeltjes opgeleverd. Toen de vis tenslotte begon
te stinken, daalde het aantal kijklustigen en tevens het aantal dubbeltjes.
Wat er tenslotte met de vis is gebeurd, is niet bekend. De hierbij afge
drukte foto laat een gedeelte van de blauwe vinvis zien. Aan boord van het
opzij liggende schip verdringen zich een aantal nieuwsgierigen en op de vis
staan zes zelfbewuste Kloosters, de handen in de broekzakken. Het zijn van
links naar rechts achtereenvolgens Willem van Kees van Jacob, die 11 jaar
later bij Hoek van Holland verdronk, Jaap van Kees van Jacob, Nelis, Marien
van Jacob, Marien van Dirk en Marius van Marien van Dirk, die later vier
Belgische vissers van de verdrinkingsdood redde.
De oorspronkelijke Kloosters van Burghsluis zijn inmiddels alle ter ziele.
Hun kinderen trokken naar elders en kozen zich een normaal beroep. Het on
gewisse bestaan van hun ouders trok hen niet meer aan. De tijd leende zich
daar toen ook niet meer voor.
80