als oppervoogden en weesmeesteren en in bij weezen van Gerrit van Sluis tot Brouwershaven als voogd over het minderjarige kind". Volgens akte 1 mei 1797. In het schepenenregister van de Heerlijkheid Westenschouwen staan de namen van de „magistraten" genoemd. Het waren in 1794: Cornelis Bolle, bal juw en secretaris, en de schepenen Roeland Steur, Hendrik Braber, Cornelis van Zuyen, Job Roedoe en Leendert Bolle. Mogelijk heeft de verkoop van de herberg door De Crane iets te maken met verandering van de tijd, onder in vloed van „Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". In ieder geval werd na 28 maart 1806 Leendert van der Klooster pachter en herbergier. In 1807 be taalde hij 3 pond vlaams voor vergunning als „tapper". Het eigendom werd voor zeven jaar verpacht aan een gegadigde die de herberg exploiteerde te- samen met enkele percelen landbouwgrond. Waar nu de bar is, bevond zich het officiële gedeelte, de „rechtkamer"Hier werden de rechtdagen gehouden en o.a. vergaderd door het Burgerlijk Armbestuur, dat het gehele pand nu in eigendom had. Tevens werd er door het polderbestuur van Burgh en Westland vergaderd, en voor 1816 ook door baljuw en schepenen van Westenschouwen. Soms nam het college merkwaardige Desluiten, zoals dat van 3 juni 1777, toen „met eenparigheid van stemmen besloten werd, dat wij in kas en gedu rende de vergadering van ons college wel negotie en koopmanschap zullen mogen doen, edoch met dien verstande en onder deze onverbrekelijke bepaling dat zij kooper of verkooper over gedane zaken berouw hebbende 't recht zul len hebben om 's daags daar aan volgende zijn koop of verkoop af te mogen zeggen aan kooper of verkooper. Mits 't zelve geschiede voor zonnenonder- gang en mits de berouw hebbende persoon zes flessen wijn ter vertering aan 1t college zal schenken of anders zal de koop of verkoop stand moeten hou den". Ondertekend, baljuw en secretaris Cornelis Krepel en de 5 schepenen C. Bolle, Pieter Roedoe, Jacob Plokhaar, Roeland Steur en Jan Dijkgraaf. Bij de samenvoeging van de gemeenten Burgh en Westenschouwen in 1816 bleven de twee armbesturen ieder afzonderlijk bestaan. Pas met ingang van 1 jan. 1931 werden de beide armbesturen verenigd. In 1951 veranderde de naam in Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg. Voor 1816 was het pand dus tevens gemeentehuis, het moet dan ook gezien worden als het belangrijkste en behorend tot de oudste huizen van Westen schouwen. Het is aan te nemen, dat op deze plaats zo dicht bij de voormali ge kerk ten minste 600 jaar bebouwing is geweest. Aan de stijl te zien kan 1725 als bouwtijd worden aangenomen, evenals voor het bijna identieke be lendende huis. Het jaartal 1691 is voortgekomen uit de fantasie van de hui dige bewoners, aldus hun zeggen. Met de veranderingen na de Franse revolu tie werd op 10 juni 1796 in de rechtkamer de eed van „getrouwheid" aan de toen geldende „orde van zaken" afgelegd. De schepenen Job Roedoe, Hendrik Braber, Cente Boot en de gerechtsbode Job Adriaan van Sluis (bewoner van de herberg) weigerden echter de eed af te leggen. In 1799 werd een collec te te Westenschouwen gehouden voor „de noodlijdenden in de overgestroomde lande in de Republiek". De opbrengst was 1 pond vlaams. Dat de gemeenschap klein was blijkt wel uit de lijst der stemgerechtigde burgers in 1805 woonachtig „op en onder" de gemeente Westenschouwen en Westland. Het waren elf mannen, die tesamen een gemeenschap van ongeveer 60 mensen hebben ge vormd. Ze werden in officiële stukken uit de Napoleontische tijd aangeschre ven met „medeburger". Ze waren allen stemgerechtigd. Dikwijls klaagde men over het feit, dat er geen onderwijs te Westenschouwen genoten kon worden. De kinderen moesten hiervoor naar Burgh, een half uur gaans. De grootste veehouder, A. van Toledo (nu Toledo's hoeve) was in die tijd schepen. Toen hij wegens diefstal van strandvondersgoederen in 1803 voor het gerecht 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1978 | | pagina 87