Zomerse rust in 1931. De situatie voor de herberg gezien in de richting Westenschou-
wense weg.
Links het belendende huis. Het raam met de geopende blinden was van het winkeltje
van Janna Bom-FrëderiksErnaast de garcjge van Jonkvrouwe Schirmelpenninck van der
Que. Het huis met schuurtje bewoonde het echtpaar A. Groenleer-Viergever
Kunstschilder W.J. Dingcmans die van 1919 tot 1925 verbleef in 't laatste huis op de
fotos liet in de droge zomer van 1922 van de opbrengst van de verloting van een
schilderij de dorpspomp plaatsen.
van Opmeer. Velen kwamen meerdere zomers achteréén terug. Men kon er na
tuurlijk ook uitgebreid dineren. Dat kostte dan 1,75, hoewel men soms
hierop probeerde af te dingen. Voor het automobieltijdperk waren zomerse
tochten met rijtuig of Jan Plezier populair. Zierikzeeënaren, o.a. Jan de
Jonge en ook anderen reden met paard en huifwagen op „schoenmakertjesmaan
dag" 11) naar Westenschouwen, om dan via Brouwershaven weer huiswaarts te
keren. De herberg fungeerde als uitspanning, de paarden gingen voor korte
tijd op stal. De passagiers gingen een eindje wandelen of dronken met de
koetsiers limonade of een borreltje. Vooral de koetsiers prefereerden het
laatste! Op doordeweekse dagen stonden soms 8 of 10 wagens voor het café
geparkeerd. Daarentegen was het 's zondags ook 's zomers vrij stil te Wes
tenschouwen, uitgezonderd wat jonge boeren met motorfietsen. De grote ver
andering kwam pas enkele jaren na de oorlog met de opkomst van het massa-
92