Scholen voor lager onderwijs: Er is hier slechts eene school voor
lager en meer uitgebreid lager onderwijs. Op 15 januarij gingen ter
school 57 betalende en 66 niet betalende leerlingen. Het gebouw en
de hulpmiddelen verkeeren in goeden toestand. De onderwijzers heb
ben zich ijverig en loffelijk van hunne taak gekweten.
Toestand van de behoeftige klasse: Door den minder strengen winter
is de toestand der behoeftige klasse nog al gunstig geweest. Het
gemeentebestuur is zeer vrijgevig in het verleenen van gratis on
derwijs. Veel werkverschaffing door de landbouwers in deze gemeente
aan den arbeidenden stand.
Middelen van vervoer: Voor zoover die niet te Zierikzee verkocht
worden, worden de landbouwproducten door eene hier aanwezige markt
schuit naar Rotterdam vervoerd. De bediening van het overzetveer
van Vianen op Stavenisse is uitmuntend.
Dagelijks rijdt er van hier naar Zierikzee eene ezelkar met vracht
goederen" 5)
JOB VAN DER HAVE 1795-1874, BURGEMEESTER VAN OUWERKERK
VAN 1847 TOT 1872
Bij Koninklijk Besluit no. 69 van 21 april 1847 werd op eigen verzoek
eervol ontslag als- burgemeester van Ouwerkerk verleend aan Jan Beve
lander. De enige geschikte kandidaat voor de opvolging van burgemees
ter Bevelander die hiervoor ook belangstelling had, bleek Job Cornelis-
zoon van der Have te zijn. Job van der Have, op dat moment bijna 52
jaar oud, was in Ouwerkerk goed bekend; geboren en getogen op de boer
derij „Welgelegen", woonde hij nu zelf op de vlak aan de bebouwde kom
liggende boerderij „Tusschen Beiden". Hij was assessor (wethouder) van
Ouwerkerk en gezworene van de polder De Vierbannen van Duiveland. Zijn
functie als plaatselijk ontvanger en ontvanger van het gecombineerd
armbestuur had hij eind 1846 overgedragen aan zijn zoon Adriaan.
Op de voordracht van de Staatsraad Gouverneur van de provincie Zeeland
voor de Minister van Binnenlandse Zaken, opgesteld 22 juli 1847, stond
dan ook alleen de naam van Job van der Have. Deze voordracht werd on
dersteund door Jonkhr. Mr. W.J. Junius van Hemert, ambachtsheer der
Vierbannen van Duiveland en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Het enige formele bezwaar om tot benoeming van Job van der Have als
burgemeester te komen lag in artikel 116 van het reglement op het plat
telandsbestuur. Hierin kwamen bepalingen voor ten aanzien van de toe
gestane graad van bloedverwantschap tussen b.v. de burgemeester en de
ontvanger van een gemeente. Ontheffing van dit artikel was, zowel wat
betreft Job van der Have als burgemeester en Adriaan van der Have als
ontvanger, noodzakelijk. Aan de bij de voordracht van 22 juli 1847 be
horende begeleidende brief van de Staatsraad-Gouverneur aan de Minister
ontlenen we hierover het volgende:
„Dan er bestaat eene omstandigheid, welke de voorgedragenebij even
tuele benoeming tot Burgemeester, welligt bezwaar zou doen maken om
die betrekking te aanvaarden, bij aldien daaraan niet werd tegemoet
gekomen. Deze is namelijk, dat de zoon van den candidaat, Adriaan
van der Have, de betrekking van plaatselijken ontvanger te Ouwerkerk