Boudewijn Giljam van der Have 1835 - 1911. krijgen als burgemeester van de naburige gemeente Oosterland en Sirjans- land? De vertrouwelijke adviseur van de Commissaris des Konings, Mr. B.C. Cau te Zierikzee, was het er helemaal mee eens dat Boudewijn Giljam van der Have bijna als vanzelfsprekend in aanmerking kwam, hoewel hij toch ook de wethouder A. Giljam zeker geschikt achtte. Op de aanbevelingslijst, door de Commissaris des Konings op 2 december 1871 opgesteld, stonden twee namen: op de eerste plaats Boudewijn Gil jam van der Have, op de tweede plaats Adriaan Giljam, 55 jaar oud, eveneens landbouwer te Ouwerkerk en reeds geruime tijd wethouder. Als toelichting op zijn aanbeveling aan de Minister van Binnenlandse Zaken schreef de Commissaris des Konings dat hij de beide aanbevolen kandida ten voor het burgemeestersambt der gemeente Ouwerkerk geschikt achtte. Maar hij sprak toch in feite een duidelijke voorkeur uit voor de als eerste genoemde Boudewijn Giljam van der Have en wel vanwege zijn be tere ontwikkeling, zijn jeugdiger leeftijd, zijn werkzaamheid en zijn totale persoonlijkheid. Bovendien, zo deelde de Commissaris des Ko nings mee, was het bekend dat Boudewijn Giljam van der Have genegen was om de betrekking te aanvaarden, terwijl dit ten aanzien van Adriaan Giljam nog onzeker was. Al met al voldoende reden om voor te stellen Boudewijn Giljam van der Have tot burgemeester van Ouwerkerk te benoe men Nu was de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, J.R. Thorbecke, niet iemand die alle aanbevelingen klakkeloos overnam. Zijn antwoord van 4 december 1871 aan de Commissaris des Konings was duidelijk: hij stelde de vraag of Boudewijn Giljam van der Have de zoon was van de huidige burgemeester. In het bevestigende geval, zo schreef hij, lijkt mij de benoeming niet raadzaam, omdat alleen als er geen andere moge lijkheid is, de publieke betrekkingen van vader op zoon dienen over te gaan De Commissaris des Konings reageerde snel; zijn antwoord met een af schrift van de brief van Mr. B.C. Cau, luidde als volgt: 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 14