OOSTERLAND EN SIRJANSLAND IN HET MIDDEN VAN DE 19DE EEUW Om een beeld te schetsen van de toestand in de gemeente Ooster- en Sir- jansland in het midden van de 19de eeuw, geven we in de eerste plaats een aantal passages uit het Aardrijkskundig Woordenboek van 1846: „Oosterlandheerl. op het eil. Duiveland, prov. Zeeland, arr. en kant. Zierikzee, gem. Oosterland-en-Sir-Jansland; palende N.W. aan het Dijkwater, N. aan de heerl. Sir-Jansland0. aan de heerl. Brui- nisse, Z. aan het Keeten, W. aan de heerl. Ouwerkerke, Nieuwerkerke en Botland. Deze heerl. bestaat uit den Polder-van-Oosterlandbenevens een ge deelte van den Polder-van-Sir-Janslanden bevat het d. Oosterland, benevens eenige verspreid liggende woningen. Men telt er 850 inw.die des zomers meest hun bestaan vinden in den landbouw en des winters door werk in de bosschen, die hier veel rijs verschaffen en niet alleen dit dorp maar ook de omliggende plaatsen en polders genoegzaam van brandhout voorzien, waarbij nog komt de vlashandel, die hier ook gedreven wordt. Ook zijn er eene brouwerij en eene meestoof. Het geheele dorp bestaat tegenwoordig uit zeer wel onderhouden en digt aan elkander getimmerde huizen, onder welke eenigen vrij aan zienlijk zijn. Heer-Jansland of Sir-Jansland, heerl. op het eil. Duiveland, prov. Zeeland, distr.arr. en kant. Zierikzee, gem. Oosterland, palende N. aan de Grevelingen, O. aan de heerl. Bruinisse en Oosterland, Z. aan laatstgenoemde en W. ten deele mede aan die heerl., en ten deLe aan het Dijkwater. Zij beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 276 bund. 45 v.r. en telt 50 h.uitmakende eene bevolking van 275 inw., die allen hun bestaan vinden in den landbouw. Vroeger was het eene af zonderlijke burgerlijke gem.doch is later met die van Oosterland vereenigd. Men heeft in deze heerl. eene school, welke gemiddeld door een getal van 40 leerlingen bezocht wordt. Het polderbestuur is hetzelfde met dat van Oosterlanden bestaat alzoo uit eenen Dijkgraaf, vier gezworenen en eenen penningmeester." 9) Het ter informatie van de provinciale overheid op 24 augustus 1853 door het gemeentebestuur van Oosterland opgestelde „voorloopig verslag om trent de uitkomsten van den oogst van 1853" geeft ons een aantal aar dige details over de verbouwde gewassen en de weersgesteldheid: „TarweDe tarwe, in het voorjaar door koude en nat veel geleden hebbende en daardoor spillig opgeschoten zijnde, belooft geen ruimen opbrengst. Dezelve is echter reeds voor het grootste deel bij droog weder ingeoogst, waardoor een goeden korrel te verwachten is. RoggeDe rogge geheel en al bij droog weder ingeoogst zijnde, is zeer goed van korrel, doch om dezelfde reden als bij de tarwe is gezegd, geen ruimen opbrengst. Het stroo niet zeer lang. Gerst. De gerst belooft ruimer opbrengst dan de tarwe of rogge. HaverDe haver belooft mede een goeden opbrengst. Koolzaad. Niet verbouwd. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1979 | | pagina 20